Tijdens de barok ontwikkelen zich de sonate en de symfonie. De indeling, bestaande uit een inleiding, het eigenlijke stuk en een afsluiting, vormen een kenmerk van de barok. In de architectuur zien we eveneens een inleidende ruimte, de eigenlijke hoofdruimte en een afsluiting. De materialen die gebruikt worden, zijn rijk: marmer en goud. Zoals de indeling van het gebouw is, is ook die van de tuin. In de barok worden we overdonderd door de grootheid van de ruimte. Het hoogtepunt in de baroktuin wordt bereikt in Versailles.
Wellicht de grootste tuinkunstenaar die ooit heeft geleefd, was André Le Nótre (1613-1700). Hij wist op een geniale manier tuin en landschap met elkaar wist te verweven. Een van de eerste tuinen die door Le Nötre is aangelegd, is Vaux-le-Vicomte in de nabijheid van Melun. De begrenzingen werden doorbroken, waardoor doorkijken ontstonden. De door paden, kanalen en bomenrijen benadrukte doorkijken suggereerden een dieptewerking. Steeds is er de relatie tussen het gebouwen de tuin: lijnen worden doorgetrokken vanuit het midden van de gevel en zetten zich voort in een opeenvolging van doorkijken. Zo ontstond een wereld van intieme ruimten en majestueuze doorkijken, die in heel Europa navolging zou vinden: de tuinarchitectuur beperkte zich niet langer tot de veilige omsloten ruimten van klooster, villa of kasteel. Andere bekende tuinen van Le Nötre zijn Chantilly, Fontainebleau en Sceaux.
Kenmerken
- de barok wordt gekenmerkt door een monumentale aanleg, met een sterk geaccentueerde hoofdas, die gericht is op het gebouwen aansluit op de hoofd ruimte binnen. Hierdoor vormen gebouwen tuin één geheel. De ruimten zijn dus altijd aansluitend bij het gebouw.
- de vierkanten van de renaissance worden nu rechthoeken met verhoudingen van tenminste 3 bij 5
- een lang uitzicht wordt verkregen door op de hoofdas afwisselend grote en minder grote ruimten te leggen
- Het accent ligt op de hoofdas, deze is meestal breder dan de andere assen
- de parterres zijn nog wel omsloten, maar tweezijdig symmetrisch, de krullen zijn eenvoudig
- de versieringselementen bevinden zich op de kruispunten van de assen
Versailles
Nadat Lodewijk XIV, de zonnekoning, het park van Fouquet te Vaux-Le-Vicomte gezien had, gaf hij Le Nötre opdracht voor hem een park te maken bij het reeds bestaande paleis in Versailles. Hij wordt terzijde gestaan door Le Brun en Le Nötre, die toen een park ontwerpt (omstreeks 1662) van ongeveer 6.000 ha. Omtrent 1670 is men met een en ander gereed gekomen, doch Lodewijk is nog niet tevreden. In 1678 krijgt de nog jonge Mansart opdracht het kasteel uit te breiden en onder zijn leiding worden de grote noordelijke en zuidelijke gevel bijgebouwd.
De belangrijkste delen van de tuin van Versailles zijn achtereenvolgens: aan de voorzijde de Cour de Marbre, de binnenplaats van het oude kasteel, zo genoemd omdat het oorspronkelijk een marmeren plaveiing bezat. Daarop volgt de Cour Royale, waarop het beeld van Lodewijk XIV. Hiervoor ligt de Avant Cour afgesloten door een fraai verguld hek. Daarna komt een zeer groot plein, de Place d´ Armes waarop drie grote lanen uitkomen die het stadje Versailles doorsnijden. Het plein wordt door een tweetal grote kazernes afgesloten, die tussen de assen gelegen zijn. Achter het kasteel komen we op een groot terras, het Parterre d´Eau, waarvan vijf stadia bekend zijn voor het tot de tegenwoordige toestand kwam. In de hoofdas dalen we via trappen af naar het benedenterras. Hier liggen aan weerszijden van de hoofdas twee grote broderievakken, die het Bassin van Latone omsluiten. Op de as verder gaande, komen we via het Tapis Vert bij het Bassin d´ ApolIon, waar Lodewijk XIV is voorgesteld als Apollo. Hierachter begint het Grand Canal, dat 1650 m lang en 60 m breed is.
Aan weerszijden van de hoofdas tussen het Bassin van Latone en dat van Apollo liggen de bosquets. Dit zijn bosjes, die door lanen van elkaar gescheiden zijn. Op de kruispunten van de lanen vinden we weer fonteinen. De bosquets worden voor verschillende doeleinden gebruikt: zo vinden we in een van de bosquets de Colonnade met in het midden een zeer mooi beeld dat de ontvoering van Proserpine voorstelt. Meer naar het kasteel toe ligt de SalIe de Bal. De linker dwarsarm van het Grand Canal (zuidarm) eindigt bij de Menagerie du Roi. Hier is praktisch niets meer van over. Vroeger was het de particuliere dierentuin van de koning. De rechterarm (de noordelijke) eindigt tegen het Grand Trianon. In 1670 liet Lodewijk XIV hier het Trianon de Porcelaine bouwen, dat echter in 1687 is afgebroken. Mansart bouwde toen in zes maanden het tegenwoordige paleis. Achter het gebouw liggen enkele parterres, die afgesloten worden door een sterrenbos met zeer fraaie fonteinen. Het parkje en het paleis zijn lang niet zo groots en belangrijk als het eigenlijke park.
Nederland
In Nederland heeft de barok nooit het hoogtepunt kunnen bereiken van Frankrijk of andere landen. De invloed van Le Nótre is wel merkbaar geweest, maar grote, het landschap overheersende parken zijn niet ontstaan. Belangrijk waren onder meer Honselaarsdijk, het Huis ten Bosch en het Loo. De bekendste ontwerper van huis en tuin was Daniel Marot (1663-1752). Paleis het Loo kreeg een Franse tuin tijdens de regering van stadhouder Willem III van Oranje.
|
Creëer je eigen Franse baroktuin
- paden en stroken van gras worden gebruikt om er diepte te creëren
- gras gebruiken we als rechte banen, die de diepte van de tuin verder moeten benadrukken
- heesters en coniferen zoals de donkergroene Taxus- en hulsthagen worden als haag geplant. Als bladverliezende afscheiding kan ook haagbeuk aangeplant worden.
- een lange vijver, die in het verlengde van de hoofdas van de tuin loopt is erg aan te bevelen
- plantenvlakken worden in rechthoekige vlakken aangelegd en wel zo, dat de lengte van het vak evenwijdig met de kijkrichting loopt. Omring de vakken met buxus en met een 30 à 60 cm brede grasstrook, om ook in de winter een wintergroen lijnenspel te behouden, die de vorm benadrukt.
- maak een luchtig latwerk waar allerlei klimplanten doorheen worden geleid. Het eenvoudigst zijn de rozenbogen, die we als een geurig laantje langs de zijkanten van de tuin opstellen.
- beperk het kleurgebruik, veel wit en groen is zeker in kleine tuinen erg mooi en rustig. Antieke klinkers in geel, rood en donkerpaars zijn prachtig materiaal om paden mee te maken. Ook nieuwe straatklinkers zijn net als de smalle betonklinkers in het antieke smalle formaat, heel goed bruikbaar. Vermijd al té opzichtige kleuren.
- kies vaste planten die niet hoger dan 80 cm groeien
- er kunnen kuipplanten zoals sinaasappelboompjes of laurierboompjes worden geplaatst, die ´s winters binnen worden gehaald. Plaats de potten of de houten bakken langs een breed pad of groepeer ze op het terras direct achter het huis.
- in kleine of korte tuinen is het lastig om dieptewerking te creëren. Toch kan met een uitgekiend plan met hagen, schuttingen en lattenwerk ook een boeiende compositie worden gemaakt. Zorg er wel steeds voor dat er aan het einde van zo´n doorkijkje iets te beleven valt. Aan het einde van de tuin plaatsen we dan een blikvanger
- Symmetrie is natuurlijk een noodzaak. Bomen zullen daarom zowel aan de linker- als aan de rechterzijde van de gezichtslijn of doorkijk precies op dezelfde wijze worden geplaatst. Als soorten kiezen we: leilinden, haagbeuk, kastanje, eiken of lijsterbessen.
Wordt vervolgd met de Rococo tuin
Bronnen:
Tuinen 1 ontwerpen – Pannekoek-Schipper – J.H.R. Koolwijk en H.Meijers – ISBN 9021009870
25 Eeuwen tuinkunst – Arend Jan van der Horst – ISBN 9062551408