Bomen en hagen

De eerste stap is zelf orchideeën te gaan kopen. Hoewel de kwaliteit van de in Nederland geteelde orchideeën als zeer goed bekendstaat, is het toch verstandig om een aan te schaffen exemplaar aan een korte inspectie te onderwerpen. Er kan namelijk een flinke periode verstreken zijn tussen het moment waarop de orchidee de kwekerij heeft verlaten en het tijdstip waarop je hem in de bloemenwinkel of het tuincentrum wilt aanschaffen. De omstandigheden waaronder ze daar moeten verblijven zijn lang niet altijd ideaal. Planten, en zeker orchideeën, gaan daar eerder achter- dan vooruit. Let er in de eerste plaats op dat de wortels in goede conditie zijn. Aangezien nogal wat soorten (Phalaenopsis) in transparante potten worden geteeld, is het wortelstelsel goed te zien. Als er weinig of dode (donkergekleurde) wortels aanwezig zijn, is aanschaf sterk af te raden. Als de planten in zwarte potten zijn opgekweekt is van het wortelstelsel weinig of niets te zien en moet je je concentreren op de kwaliteit van de bladeren, De verkopers zullen het immers niet erg op prijs stellen als je de plant om de wortels te controleren uit de pot trekt…


Let erop dat de bladeren geen afwijkingen vertonen, ze moeten egaal van kleur zijn. Aan de kleur zelf valt niet zo veel af te leiden. Er zijn soorten met lichtgroen en met donkergroen blad. Bruine vlekken op het blad mogen niet voorkomen en wanneer het blad er verschrompeld uitziet, is er zeker wat mis.
Vanzelfsprekend mogen er geen schadelijke insecten (bladluizen, wolluizen) en spintmijten op voorkomen. De bloemen moeten er goed fris uitzien, uitgebloeide bloemen mogen niet voorkomen en er moeten voldoende knoppen aanwezig zijn die ervoor zorgen dat je nog lang van je aankoop kunt genieten.

Temperatuur

De meeste liefhebbers voor kamerplanten hebben geen speciale kasjes of vitrines waarin temperatuur en relatieve luchtvochtigheid geregeld kunnen worden. Vrijwel alle planten komen gewoon in de huiskamer terecht en soms in een serre. Het is een mythe dat orchideeën zich alleen maar goed thuis voelen bij hoge temperaturen en een hoog luchtvochtigheidsgehalte Voor veel soorten is de normale kamertemperatuur geschikt. Weliswaar worden orchideeën wat de gewenste temperatuur betreft in groepen verdeeld, namelijk koude (Cymbidium en Odontoglossum), gematigde (Cattleya en Paphiopedilum) en warme (Phalaenopsis en Vanda), maar het is echt niet nodig om daar al te moeilijk over te doen. Vrijwel alle ´gewone´ soorten doen het goed bij een dagtemperatuur tussen 20 en 22°C en dat is nu juist wat wij zelf ook aangenaam vinden.

´s Zomers, wanneer er meer licht is, mag die temperatuur best oplopen tot 26-28°C, zelfs bij ´koude´ soorten. Laat de temperatuur bij voorkeur niet hoger worden dan 30°C. De nachttemperatuur van orchideeën die van gematigde temperaturen houden, ligt zowel in de winter als in de zomer rond 15 of 16°C, met een minimum van 13°C, Bij koel te telen orchideeën mag de temperatuur in de winter desnoods tot 10°C dalen. Eigenlijk is uitsluitend bij orchideeën die als ´warmbloedig´ te boek staan een nachttemperatuur van 18°C het minimum. Het heeft in feite weinig zin om je druk te maken over die temperatuur. In de meeste huiskamers zakt de temperatuur in de nacht enkele graden en de verschillen tussen dag- en nachttemperatuur zullen zelden meer zijn dan zo´n 5°C en dat is zeker niet gek.

Voor orchideeën die een rustperiode nodig hebben, is wel een wat lagere temperatuur gewenst. Voor een groot aantal soorten valt die rustperiode van oktober of november tot maart. Er zijn zeker soorten die zo´n periode het best kunnen doorbrengen in kamers die niet zo warm gestookt worden. Bij de in dit boek behandelde soorten wordt, waar nodig, aangegeven wat de meest geschikte temperatuur is en of een rustperiode gewenst of noodzakelijk is.

Licht

We moeten ons vooral realiseren dat orchideeën bijna allemaal tot de schaduwminnende planten worden gerekend. Ze leven vaak op of onder bomen, waar ze uitsluitend gefilterd zonlicht krijgen. Te veel zonlicht, zeker in de zomerperiode, zorgt ervoor dat het blad een veel te lichte kleur krijgt of zelfs verbrandt, waardoor donkere vlekken ontstaan. Te weinig licht is natuurlijk ook niet goed, want bladeren die zich onder zulke omstandigheden ontwikkelen worden slap en de groei wordt geremd.

Er is voor de in onze huiskamers levende orchideeën een duidelijk verschil tussen de lichtbehoefte in de zomer en de winter. Bijna alle soorten, Paphiopedilum wellicht uitgezonderd, moeten in de winter kunnen profiteren van alle licht dat beschikbaar is. In de zomerperiode moet absoluut worden voorkomen dat de planten langdurig door direct zonlicht kunnen worden beschenen. Voor veel soorten is een raam op het oosten, met ochtendzon dus, het meest ideaal. Venusschoentjes hebben veel schaduw nodig en gedijen daarom het best op het noorden. Het zuiden is eigenlijk ongeschikt, en ramen op het westen kunnen alleen als er afgeschermd kan worden. In serres is (te) veel licht, maar wanneer ze ´s winters niet gestookt worden, zijn het wel prima plekken om bepaalde soorten te laten overwinteren.

Water geven

Toen ik een gerenommeerd orchideeënkweker vroeg hoe hij zijn planten thuis water gaf, antwoordde hij: ´Heel eenvoudig, ik haal ze eens per week uit de ompotten en houd de binnenpotten met de orchideeën onder de kraan, laat ze uitlekken en zet ze terug in de ompotten.´ Het betrof hier Phalaenopsis en sindsdien heb ik zijn advies letterlijk opgevolgd – met goede resultaten. In dat gesprek waarschuwde hij wel voor achterblijvend water in de ompot. Dat leidt onherroepelijk tot rotting van de altijd gevoelige wortels. Uiteraard moet het water op kamertemperatuur zijn, want ook voor koud water zijn de wortels van orchideeën erg gevoelig.

Bij het water geven is het toch goed je te realiseren dat alle epifytische orchideeën volop luchtwortels bezitten. Die wortels hebben een absorberende buitenlaag die water via het oppervlak kan opnemen. De wortels groeien niet alleen in het grondmengsel van de pot – omdat het van nature luchtwortels zijn, groeien ze ook over de rand, blijven ze in de lucht hangen of hechten ze zich vast aan de buitenkant van de potrand. Daarom is het ook zo belangrijk om ze onder de kraan te houden of in een bak met water op kamertemperatuur te dopen. In de natuur, waar de orchideeënplanten groeien, is de relatieve luchtvochtigheid immers hoog en nemen de wortels ook vocht op dat naar beneden druipt langs de stam waaraan ze zich hebben vastgehecht. In huis is de relatieve luchtvochtigheid veel lager dan in de (sub)tropische streken, waar ze van nature groeien, en daarom is het goed om ze onder de kraan te houden, te dopen en zeker ook af en toe te benevelen. Pas op beschadiging: de wortels zijn breekbaar, met name de punten.

In principe houden orchideeën niet van hard water, dus water waar veel kalk in zit, maar chloor is nog veel erger. En dat zit vaak in leidingwater. Er zijn dan ook orchideeënliefhebbers die alleen regenwater geven, omdat dat zacht is. Leidingwater eerst koken, laten afkoelen en dan pas geven is ook een oplossing om het enigszins zachter te maken. Het is goed om te weten dat orchideeën met pseudobulben – en dat zijn er heel veel – die organen gebruiken voor wateropslag. Net als cactussen en andere vetplanten zijn de meeste orchideeën echte waterspaarders. Daarom kan water geven ook best wel eens worden overgeslagen, zeker als je bedenkt dat te veel water meestal ernstigere gevolgen heeft dan te weinig. De orchideeëngrond, die van nature niet veel water kan vasthouden, mag best eens wat uitdrogen, zeker in de rustperiode. Het gewicht van de pot is vaak een goede indicatie voor de waterbehoefte.

De relatieve luchtvochtigheid

De relatieve luchtvochtigheid in de natuurlijke habitat van orchideeën is zeker hoger dan in de huiskamer. Het is echter verrassend om te zien dat ondanks die lage vochtigheid van de lucht een flink aantal orchideeënsoorten het in de huiskamer goed doet. De relatieve luchtvochtigheid in onze eigen huiskamer stijgt zelden boven de 50-55 procent en toch staan de planten er goed bij. Hoewel het niet absoluut noodzakelijk is, kan het regelmatig bevochtigen van de bladeren (niet van de bloemen) met een nevelspuitje het plantenwelzijn bevorderen. Er zijn wel liefhebbers die de potten met orchideeën op een eilandje met water in een schaal of bak zetten. De wortels moeten dan niet in contact met het water kunnen komen; het gaat er alleen maar om een soort microklimaat rond de planten te creëren. Dat klinkt leuk, maar je moet je niet te veel voorstellen van het resultaat. Een flinke stijging van de relatieve luchtvochtigheid zou het gevolg moeten zijn, maar daarvoor is er te veel luchtcirculatie in huis. Er zijn zelfs orchideeënliefhebbers die vanwege de planten luchtbevochtigers in de kamer plaatsen. Ook dat helpt wel een heel klein beetje, maar het is de vraag of het echt nodig is.

Voedsel

Orchideeën kunnen met heel weinig voedsel toe. Als er al voedsel wordt toegediend, moet dit heel voorzichtig gebeuren. De zeer gevoelige wortels worden door te hoge concentraties gemakkelijk beschadigd. Als gewoon kamerplantenvoedsel wordt gebruikt, mag hoogstens een kwart tot de helft worden gebruikt van de voor andere kamerplanten geadviseerde concentratie. Het voedsel wordt toegediend bij het water geven en alleen planten die in de groei zijn mogen plantenvoedsel krijgen. Voor een gezonde groei is eens in de twee tot drie weken voedsel geven voldoende. Er zijn ook speciale orchideeënmeststoffen en die hebben de voorkeur, maar ze zijn lang niet overal verkrijgbaar.
Ter informatie: het vloeibare orchideeënvoedsel van Pokon bevat 5 procent stikstof, 6 procent fosfaten en 7 procent kali. Houd je in elk geval zorgvuldig aan de geadviseerde doseringen.

Gezelschapsplanten

Veel orchideeën zijn epifyten. Het is dan wellicht ook niet zo´n vreemd idee om de planten die de orchideeën in huis of serre vergezellen, in dezelfde plantengroep te zoeken. Denk bijvoorbeeld aan bromeliasoorten en verschillende varens, met name Platycerium (hertshoornvaren), Davallia (apenpootje) en Asplenium nidus (vogelnestvaren). Maar ook Nephrolepis (kruIvaren), hoewel niet altijd epifytisch groeiend, is een goede buur. Van de bromelia´s zijn de niet al te opvallende soorten, zoals Cryptanthus, Billbergia en Tillandsia en met name de atmosferische Tusneoides (Spaans mos), goed gezelschap. Dat geldt ook voor vleesetende planten als Sarracenia en vooral Nepenthes met zijn grote vangbekers.
Soorten die wel gewoon in de grond groeien, maar tegen bomen aan, zoals Philodendron, kunnen ook goede maatjes zijn.
Of zijn orchideeën zo mooi dat ze in hun eentje moeten pronken? Het gezelschap van andere planten geeft ze hoe dan ook een beter milieu!

Wim Oudshoorn