Bloemen en planten

Onder de kruiden worden de keukenkruiden gerekend:

De meeste keukenkruiden zijn overblijvend. Groenblijvende soorten zoals rozemarijn en tijm zijn gebaat bij een regelmatige soort. Vaak is enige vorstbescherming noodzakelijk. Je doet er goed aan de planten te beschermen. Vorstschade, dorre, bruine twijgen worden in april weggesnoeid. Snoei terug tot op levendige plantendelen. Salie mag je nooit te diep insnoeien, de planten overleven het niet. Niet-groenblijvende soorten worden behandeld zoals vaste planten, d.w.z. dat in het voorjaar (maart) de dorre takjes en bladeren verwijderd worden, dit is de zgn. voorjaarsopsmuk. Sommige tuiniers prefereren dit reeds in oktober te doen. Ook dat kan, let echter op voor vorstgevoelige kruiden. Zorg dat ze beschermd de winter in gaan.

Bieslook kan of in het najaar of in het voorjaar worden opgesmukt

Vele kruiden zoals rozemarijn, salie en lavendel worden makkelijk houterig. Zij worden eind maart- begin april ingesnoeid. Blijft uit voorzichtigheid steeds boven de groene delen van de plant, dus niet te diep insnoeien.

Bij een aantal kruiden wensen we tot een bepaalde vorm te komen: cipressenkruid, keukenlaurier, hysop, wijnruit, tijm, lavendel en winterbonenkruid. Deze vorm in de maand april bijwerken.

 

jan. feb. mrt. apr. mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec.
                       

Haagjes van cipressenkruid worden eind juni nogmaals bijgewerkt. Ook lavendel wordt na de bloei nog eens wat oppervlakkig bijgeknipt.