Wanneer U een border wilt aanleggen kunt U daarvoor uit een zeer groot aantal planten kiezen. Met fantasie en kennis van zaken kunt U dan uit de vele mogelijkheden die kiezen, welke U het meeste zullen behagen. Voor de aanleg van een border kunnen uitsluitend eenjarigen worden gekozen of tweejarigen of vaste planten of bolgewassen, of een combinatie daarvan. U kunt ook een border samenstellen uit planten met eenzelfde kleur, maar desgewenst ook van contrasterende kleuren. Uw border kan ook bestaan uit planten die op eenzelfde tijdstip bloeien of uit enkel planten die lekker ruiken.U ziet: er zijn vele mogelijkheden.
Aan één wens van vele tuinbezitters kan echter niet voldaan worden: een altijd bloeiende kleurrijke border.
Door gebruik te maken van vaste planten, één-en tweejarige zaaibloemen, vaste planten tezamen met bolgewassen kunnen bij goede keuze en verdeling de fraaiste borders worden verkregen met vele hoogtepunten en een rijke bloei.
De plaats en de omgeving van de border
Een border moet bij voorkeur goed in de zon liggen en van ´t huis uit zichtbaar zijn. De grondsoort is niet zo belangrijk mits U er met de keuze der planten rekening mede houdt. Maar om een rijke bloei te kunnen verkrijgen moet de grond toch voldoende voedzaam zijn.
De afmeting is afhankelijk van de grootte van de tuin. Een grote border met een klein gazon en weinig ruimte voor houtige gewassen zal nimmer bevredigen, evenmin als er in verhouding tot gazon en overige beplanting te weinig ruimte overblijft. Bij het bepalen van de grootte van de border moet U er echter wel aan denken, dat een levendige kleurrijke border meer de aandacht trekt en daardoor groter zal schijnen dan dezelfde oppervlakte kale grond waar U van uitgaat.
Hoewel er dus geen vaste afmetingen kunnen opgegeven worden, moet U toch wel de lengte ten minste vijfmaal de breedte nemen. De grootste breedte die we zouden willen aanraden bedraagt met het oog op schoonheid en onderhoud twee meter.
Hoogte en inplanting van de planten
Wanneer er geen achtergrond is, moet men de gehele aanleg kunnen overzien; de grootste hoogte der planten is dan 75 cm. Is er wel een achtergrond aanwezig, dan moet men de hoogste planten niet hoger nemen dan twee derde van de breedte van de border.
Een vrijliggende border moet men van twee kanten kunnen bekijken en daarom komen de hoogste planten in het midden. Bij een border met achtergrond komen de hoogste planten achterin. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er geen enkele hoge plant in de middelste strook mag komen, integendeel is het juist gewenst een enkele plant met een ijle, opgaande groei eens boven de lagere planten te laten uitkomen.
Voor de hogere planten aan de achterzijde komt een iets bredere middelste strook met planten die wat lager zijn, en daarvoor een weer iets bredere strook van lage vaste planten. Deze verscheidenheid in de hoogte der planten mag echter niet te sterk wezen, omdat dan de minder mooie gedeelten, die vele planten nu eenmaal hebben, zeer in het oog vallen. De planten, die er zo hier en daar eens boven uit komen, moeten deze minder mooie delen dus niet bezitten.
Wanneer een border niet voldoende ruimte biedt voor drie rijen, neem dan minder verscheidenheid in hoogte, dus twee rijen.
Aantal planten
Bij het bepalen van het aantal planten dat U wilt planten, moet U er aan denken, dat één plant met grote kleurige bloemen soms reeds in staat is voldoende op te vallen. Planten met kleine bloempjes in zachte kleuren moeten dit door haar veelheid bereiken.
De meest voorkomende fout is echter, dat men door een te grote verscheidenheid in soorten bet aantal van elke soort te klein neemt. Neem voor losse groepjes altijd een oneven getal en onder de tien; dit mag echter niet leiden tot overbezetting van de grond, met andere woorden probeer niet op een ruimte voor vier planten er vijf te zetten enkel om een oneven aantal te verkrijgen.
Kleuren
Kleuren kunnen samenvloeiend of contrasterend gekozen worden, het laatste is het moeilijkste. Een groot voordeel is, dat de meeste planten naast soms moeilijk bijeen te passen bloemkleuren een neutrale bladertooi dragen. Doordat de kleur der bloemen wel, vorm en schakering groen der bladeren meestal niet in de prijscouranten worden vermeld, wordt hierop vaak te weinig gelet. Ook de vorm der bloemen is van belang, omdat men met bloemen van gelijke kleur en verschillende vorm reeds een aardig contrast kan bereiken. Moeilijker wordt het, bloemen van verschillende kleur en vorm in een passend geheel te verwerken.
Bij het zoeken van de gewenste samenstelling moet men er tevens rekening mede houden, dat de ene kleur veel meer licht terug kaatst dan de andere. Planten met rode bloemen slorpen het meeste licht op, en moeten dus niet te ver uit het gezicht verwijderd staan. Gele en witte bloemen kunnen daarentegen juist op de achtergrond nog een behoorlijke indruk wekken. Maak echter spaarzaam gebruik van wit, en gebruik deze kleur dan zo, dat in de huurt staande bloemen het wit op zijn voordeligst uit doen komen.
Planten met gekleurd loof, bont of rood, moeten niet te veel worden ingeplant, terwijl planten met grijze bladeren vaak heel goed in staat zijn te felle tegenstellingen in kleur wat te verzwakken.
Planten
Planten die vóór de langste dag bloeien kunnen het beste terstond na de bloei verplant worden. Voor planten die later bloeien zou de aanleg in tweeën moeten geschieden, wat vaak bezwaarlijk is. Op vochtige grond (veengrond) heeft men bij planting in het najaar veel last van bevriezen en daarom is hierop planten vroeg in het voorjaar het meest geschikt. Voor zand- en kleigrond is planten in het najaar aan te bevelen, maar dan zo vroeg dat hergroei nog vóór de winter mogelijk is.
Bemesting
Omdat een border het eerste jaar na het planten nog niet goed voldoet, laat men de planten meertal drie jaar vast staan. Het is daarom noodzakelijk dat er voldoende organische stof in de grond aanwezig is. Op zand en klei is een organische bemesting vóór de aanleg beslist nodig, terwijl deze op veengrond althans gewenst is. Een kruiwagen goede koemest per 5 m2 is steeds wel nodig. Deze mest moet door de bovengrond verwerkt worden. Het is dus het beste haar vóór het spitten uit te strooien, en zgn. Door te spitten.
Vaste planten zullen een bemesting met korrelmest (1 kg per 10 m2) in het voorjaar en dezelfde hoeveelheid in Mei-Juni zeer waarderen. Voor veengrond wordt de samenstelling 6-18-28 gekozen, en voor klei en zand 12-10-18. Goede rijpe compost in voor- en najaar tussen de planten strooien is voor alle gronden aan te bevelen, maar op zand en klei meer nodig dan op veen.
Het planten moet op de juiste diepte geschieden, maar in los gespitte grond iets dieper omdat deze nog vrij sterk inzakt en de planten daardoor te hoog kunnen komen te staan. Planten met onderaardse uitlopers kunnen dieper gezet worden dan die met een bladrozet. Deze mogen niet dieper komen dan de wortelhals en moeten flink worden aangedrukt.
Wanneer de grond tijdens het planten erg droog is en de planten door een lange reis ingedroogd rijn, moeten zij door onderdompeling eerst voldoende water opnemen. Na het planten kan de grond flink nut gemaakt worden, maar men moet deze daarna weer goed doorschoffelen, omdat het toetreden van zuurstof in dicht gespoten grond bemoeilijkt wordt.
Het onderhoud
Dit bestaat in hoofdzaak uit het weghouden van onkruid, zo mogelijk door wieden; pas vooral op de grond niet vast te lopen. Bij het wegnemen van uitgebloeide bloemen en het opbinden der planten is dit niet zo gemakkelijk te voorkomen, maar bij droog weer is dit niet erg, vooral niet als men de grond dadelijk er na goed doorharkt.Bij planten die mooie vruchten voortbrengen worden de uitgebloeide bloemen niet weg genomen, b.v.: Iris foetidissima.
Opbinden gebeurt alleen wanneer dit nodig is, steeds tijdig en zo dat het materiaal weinig zichtbaar is. Bij een goede samenstelling van het sortiment en een geschikte grondsoort zal men het opbinden sterk kunnen beperken. Een tweede keer bloeiende planten moeten zodanig worden afgesneden, dat er voldoende loof voor het vormen van nieuwe knoppen over blijft. Soorten die een nabloei geven moeten vaak tot het wortelrozet worden ingenomen.
Wanneer de border in het najaar geheel is uitgebloeid, kan men de planten afsnijden of laten staan, maar eenzaadlobbigen (Iris, Hemerocallis) mogen nooit in het najaar worden afgesneden. In grote natuurlijk aangelegde tuinen op schrale grond kunnen vaste planten ook in de winter een sieraad zijn. Hier worden de planten pas van het oude loof ontdaan als er nieuwe groei is te bespeuren. Op veengrond en in kleine keurig onderhouden tuintjes zal men, door ervaring wijzer geworden, de planten meestal in het najaar afsnijden. Men berooft ze hierdoor echter van haar natuurlijke bescherming tegen vorst, en zal dus voor vervanging moeten zorgen.
Op dergelijke gronden is de gebruikelijke laag turfmolm minder geschikt, omdat hierdoor de grond nog vochtiger wordt in de winter. Beter kan men het afgesneden loof kort gesneden en met blad vermengd tussen de planten strooien, maar niet op de bladrozetten, en het geheel met compost dekken. Zwak winterharde planten zoals Anemone hupehensis (japonica) (foto rechts) en Meconopsis betonicifolia (foto boven) hebben deze behandeling beslist nodig. Spitten tussen de planten is overbodig, omdat men er weinig tussen loopt en door de compost een mooiere structuur krijgt. Spitten heeft tot gevolg dat de planten minder goed zullen ontwikkelen en soms worteluitlopers vormen.
Snel groeiende soorten moeten, voor zij de zwakkere kunnen overwoekeren, in toom gehouden worden; door een deel der grondscheuten weg te nemen is dit meestal wel te bereiken. Hooggroeiende planten, die men niet wil missen maar lager zou wensen, kan men door ze begin Juni geheel af te snijden, intomen.
Bronnen o.a. P. Feenstra, Assistent A. Volkstuinwezen en particuliere tuinbouw, Amsterdam.