Geprezen en vergruisd. Toch is Ribes sanguineum elk voorjaar weer een opvallende verschijning in tuin, park en plantsoen. Het zeldzame broertje van Ribes sanguineum is Ribes laurifolium. Er zijn van dit geslacht zo´n 150 soorten bekend, die voorkomen in de koude en gematigde zone van het noordelijk halfrond, in Amerika en in de Andes zuidelijk tot Patagonië. Bekend is dat onze kruisbessen afstammen van Ribes grossularia, de soort die de familienaam (Grossulariaceae) draagt, de zwarte (aal)bessen van Ribes nigrum en de witte of rode aalbes van Ribes rubrum.
Ribes sanguineum is een opgaand groeiende, bladverliezende struik en kan een hoogte bereiken van 1.5 tot 3 meter.
De jonge, roodbruine twijgen zijn kort behaard en met klieren bezet. De bladeren zijn spiraalsgewijs geplaatst en zijn handvormig gelobd, 4 – 10 cm lang en ongeveer net zo breed. De 3 tot 5 lobben zijn stomp en onregelmatig gezaagd. In tegenstelling tot de meeste soorten zijn de bloemen zeer opvallend in brede, meestal hangende trossen met 15 tot 40 bloemen. Bloeit in (maart)april – mei met roze of lichtrode bloemen in hangende, klierachtig behaarde trossen.
Op de komvormige bloembodem staan de kelk, kroon en meeldraden ingeplant. Het opvallendste onderdeel is de kelk, die bestaat uit vijf vrijstaande kelkbladen. Deze kelkbladen zijn langwerpig van vorm en vaak opvallend paarsroze tot wit gekleurd. De minder opvallende kroon bestaat uit vijf eveneens vrijstaande bladen. Ze zijn ongeveer de helft korter dan de kelkbladen en meestal hetzelfde of lichter gekleurd.
De vruchten zijn zwartblauw en berijpt. Alle delen, maar vooral de jonge scheuten hebben een sterke, aromatische geur.
Het natuurlijk verspreidingsgebied is in het westen van Canada en in het westen van de Verenigde Staten, van Brits Columbia via Californië tot Mexico.
Ribes glutinosum werd als aparte soort beschreven, maar is nu een variëteit van Ribes sanguineum. Deze heeft kale bladeren en witte tot licht paarsroze bloemen. Er is een groot aantal cultuurvariëteiten benaamd. De bekendste is waarschijnlijk ´King Edward VII´. Deze is helaas niet meer soortecht in Nederland en België aanwezig. Planten die onder deze naam verhandeld worden zijn meestal ´́Atrorubens Select´. Dit is overigens een zeer goede cultivar met trossen van 30 tot 37 rozerode bloemen. Een cultivar met relatief korte, maar veel bloemige trossen lichtroze bloemen is ́Pink Rain´. Opvallend is ´́White Icicle´ een cultivar die zo´n twee weken eerder bloeit dan de andere cultivars met zuiver witte bloemen. Het is een Canadese selectie uit Ribes sanguineum var. glutinosum.
Ribes laurifolium
Het zeldzame broertje van Ribes sanguineum is Ribes laurifolium. Dit is een wintergroene, langzaam groeiende struik die uiteindelijk een hoogte van 1 tot 1.5 meter zal bereiken. De heldergroene bladeren zijn leerachtig, eivormig tot langwerpig eivormig en 5 tot 10 cm lang. Deze soort is
tweehuizig – man en vrouw wonen apart. De manlijke bloeiwijze zijn knikkend (gebogen); de vrouwelijke bloemen in rechte kransen en kleiner. Afhankelijk van de winter bloeit zij vanaf februari tot in maart met gele tot lichtgroene, licht geurende bloemen. Wil je genieten van de kleine, zwarte, eetbare vruchten, dan moet je een man en een vrouw bij elkaar planten. De vruchten verschijnen dan vanaf oktober tot in december. Hoewel de vruchten eetbaar zijn, zijn zij toch veel minder smakelijk dan b.v. de zwarte bes. Hoewel de plant goed winterhard is verlangt zij toch een beschutte standplaats (beschut voor de noord-oosten wind). Het natuurlijk verspreidingsgebied is in het oosten van Azië tot in het westen van China.
Standplaats
Ribes stelt geen hoge eisen aan de grond en kan zowel op zure als kalkhoudende gronden. Ze groeit in de halfschaduw, maar ook in de volle zon.
Na de bloei kunnen de tweejarige takken eruit geknipt worden. Let wel, je krijgt dan geen vruchten! De éénjarige takken moet je laten staan, deze leveren de bloemen voor het komende jaar.
Het geslacht Ribes
Er zijn van dit geslacht zón 150 soorten bekend, die voorkomen in de koude en gematigde zone van het noordelijk halfrond, in Amerika en in de Andes zuidelijk tot Patagonië. Bekend is dat onze kruisbessen afstammen van Ribes
grossularia, de soort die de familienaam (Grossulariaceae) draagt, de zwarte (aal)bessen van Ribes nigrum en de witte of rode aalbes van Ribes rubrum. De naam Ribes is een Latinisering van het Arabische ribás, een naam van een in het Midden Oosten voorkomende, zuur smakende rabarberstruik. Toen de Arabieren in 711 Spanje hadden veroverd en daar de hun bekende ribas niet aantroffen, brachten zij de naam over op de er wel voorkomende en eveneens zuur smakende kruisbessen.
Bron: A.J. Laros in Arbo Vitae, jaargang 13 no. 2