De watervoorziening alsmede de groei van de planten kunnen we niet los zien van de luchtvochtigheid. De luchtvochtigheid bepaalt namelijk in hoge mate de wateropnamecapaciteit van de plant en daarmede natuurlijk tevens de groei. Hoe vochtiger de lucht, hoe minder water er door de bladeren zal verdampen en daardoor zal er minder water (en daarmede minder voedsel) door de wortels worden aangevoerd. De luchtvochtigheid is in belangrijke mate afhankelijk van de temperatuur.
Hoe hoger de temperatuur des te meer waterdamp zal de lucht kunnen bevatten. Daalt de temperatuur dan zal, bij vochtige lucht, noodgedwongen een deel van de aanwezige waterdamp moeten condenseren. Dit bemerken we dikwijls gedurende de nacht, waarbij dan een deel van de waterdamp condenseert tegen het glas en soms op de planten, met alle bezwaren daaraan verbonden.
De liefhebbers en kwekers hebben vooral te maken met het begrip relatieve vochtigheid. Hieronder verstaan we de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die op een bepaald moment bij een bepaalde temperatuur in de lucht aanwezig is, en de hoeveelheid waterdamp die bij die temperatuur maximaal aanwezig kan zijn. Deze maximale hoeveelheid noemen we wel de absolute vochtigheid.
Het is natuurlijk belangrijk de relatieve vochtigheid te kennen. Bij geringe relatieve vochtigheid zullen de bladeren veel waterdamp kunnen afgeven en zullen de wortels veel water moeten opnemen om aan deze afgifte door de bladeren te kunnen voldoen. Vandaar ook dat we bijvoorbeeld bij verspeende, verplante of pas opgepotte planten, of bij stekken zullen moeten zorgen voor een hoge relatieve vochtigheid. De door het verspenen enz. beschadigde wortelharen zullen namelijk aanvankelijk niet in staat zijn hun werk voldoende te verrichten. Gieten zal in vele gevallen niets helpen, ja door verlaging van de bodemtemperatuur zelfs negatief kunnen werken. Alleen opvoeren van de luchtvochtigheid zal het slap gaan hangen der planten kunnen voorkomen. Dit opvoeren van de luchtvochtigheid kan geschieden o.a. door waterverneveling en door het goed gesloten houden van de kas: het luchten kan men dus niet los zien van de luchtvochtigheid. Daarbij speelt ook de temperatuur een rol, zodat hand in hand met luchtvochtigheid en luchten ook moet gaan het schermen.
De optimale luchtvochtigheid ligt voor de meeste onzer cultuurgewassen tussen 60 en 90 %. In de bloemisterij, waar men te maken heeft met zeer uiteenlopende gewassen die dikwijls een zeer groot verschil in habitus hebben en daardoor zeer uiteenlopende eisen stellen, komen dikwijls grote verschillen voor.
Aan de bouw van de plant kunnen we hun behoefte meestal vrij nauwkeurig vaststellen. Alle planten met leerachtige bladeren en verder de succulenten (waaronder natuurlijk de Cacteeën) vragen een geringe luchtvochtigheid. De warme kasplanten (Caladium, Xanthosoma, Dieffenbachia, Colocasia, Maranta, Codiaeum enz.) vragen een hoge luchtvochtigheid, maar dit is ook het geval bij vele zogenaamde koude kasplanten. Een ieder weet hoe Cineraria´s, Calceolaria´s, Hydrangea´s e.d. in korte tijd slap kunnen gaan hangen.
Door bepaalde cultuurmaatregelen is het mogelijk deze planten aan een wat drogere atmosfeer te gewennen, hetgeen natuurlijk zeer belangrijk is met het oog op de latere houdbaarheid in de kamer. We spreken hierbij van het afharden van de plant. Over het algemeen moeten we er om denken dat jonge planten een hogere luchtvochtigheid vragen dan oudere.