Bij de aanleg van een vijver is harmonie met de tuin belangrijk. Om randen van de vijver weg te werken kan met beplanting toepassen. Langzaam groeiende bodembedekkers, vaste planten en varens omheen de vijver, maken het geheel attractiever. Om te beginnen bepaalt men welke vorm men wil en tekent men de omtrek van de toekomstige vijver uit op de grond met behulp van een tuinslang of houten paaltjes.
Op deze manier kan men ook de eventuele moeras- of biorand aangeven. Een natuurvijver heeft, van de oever uit gezien, verschillende niveaus. Eerst is er een vlak moerasgedeelte, daarop aansluitend of in elkaar overlopend een laagwatergedeelte, dan het iets diepere plantengedeelte (met eventueel verschillende beplantingsniveaus) en tenslotte het diepste gedeelte in het midden. Om te beginnen bepaalt men welke vorm men wil en tekent men de omtrek van de toekomstige vijver uit op de grond met behulp van een tuinslang of houten paaltjes. Op deze manier kan men ook de eventuele moeras- of biorand aangeven. Een natuurvijver heeft, van de oever uit gezien, verschillende niveaus. Eerst is er een vlak moerasgedeelte, daarop aansluitend of in elkaar overlopend een laagwatergedeelte, dan het iets diepere plantengedeelte (met eventueel verschillende beplantingsniveaus) en tenslotte het diepste gedeelte in het midden.
De aanleg
Eerst moet men bepalen hoeveel m2 folie men nodig heeft voor de vijver die men wil aanleggen. De formule voor het berekenen van de benodigde hoeveelheid folie ziet er als volgt uit:- de lengte + 2x de diepte + 2 x 0,30 m voor de rand
– de breedte + 2 x de diepte + 2 x 0,30 m voor de rand.
Voorbeeld: voor de aanleg van een vijver van 5 x 4 meter met een moeraszone rondom van 1 meter en met een maximale diepte van 1 meter: lengte: (5+2) + 2 x 1 + 2 x 0,30 = 9,60 meter breedte: (4+2) + 2 x 1 + 2 x 0,30= 8,60 meter
Het uitgraven
Na het uittekenen van de vorm, begint men met het uitgraven. Belangrijk hierbij is wel dat men erop let dat er op het moeras- en laagwatergedeelte nog een laag aarde moet komen. Men dient bij het uitgraven hiermee rekening te houden. Het verschil in diepte tussen het moeras- en beplantingsgedeelte moet zeer gering zijn, zodat deze in elkaar kunnen overvloeien, en dit in tegenstelling tot het beplantingsgedeelte naar het diepe gedeelte, waar een hoek van 15° aan te bevelen is. Wanneer het zware graafwerk gedaan is, kan men met het fijnere graafwerk beginnen. Belangrijk hierbij is dat men goed overweegt hoe men de beplantingniveaus wil inrichten. In dit stadium dient men ook door middel van een lange lat en een waterpas, na te gaan of alle randen horizontaal zijn.
.
Vaak voorkomende fout: rechttoe, rechtaan uitgraven.
Hoe kan je hier nog beplantingsniveaus aanbrengen?
De onderlaag
Nadat al het graafwerk gedaan is, moet men de grond zo gelijk en glad mogelijk maken. Met behulp van een hark dient men alle stenen en harde en scherpe voorwerpen te verwijderen. Hierna kan men de bodem bedekken met een laag zand, of men kan ook met een speciaal veiligheidsvlies werken. De benodigde hoeveelheid veiligheidsvlies is makkelijk te berekenen. Men neemt de grootste lengte en de grootste breedte van de uitgegraven bodem. Daar overheen legt men de 2 meter brede banen die elkaar enkele centimeters moeten overlappen.
Overtollig materiaal ontstaan door het vouwen, moet worden weggeknipt, zodat men een zo glad mogelijke ondergrond heeft.
De folie
Dan kan men de folie aanbrengen. Het is raadzaam de graafwerkzaamheden en het bedekken met veiligheidsvlies en folie in één keer te doen, zodat men niet het risico loopt dat bijvv. door de weersomstandigheden bepaalde werkzaamheden voor niets zijn geweest. PVC-folie is het prettigst te verwerken als deze wat verwarmd is, bijv. door de zonnestralen. Hierdoor wordt de folie wat zachter en kan zij makkelijker op de juiste plaats worden aangebracht. De folie wordt in haar geheel uitgevouwen en over het uitgegraven gedeelte gelegd. Rondom moet een rand van ongeveer 0,30 m overblijven. Probeer de folievijver zo glad mogelijk te krijgen. Men kan nu de vijverranden vastmaken en de vijver langzaam vullen. De folie wordt zo meer en meer in de vijver gezogen. Vooraleer men de vijver helemaal met water vult, kan men het best de waterplanten in de waterplantmandjes op de gewenste plaats neerzetten. Daarna mag men de vijver helemaal vullen. Na enkele dagen zal de vijver dan zijn uiteindelijke vorm aangenomen hebben.
De randafwerking
Om de lelijke rand van de vijver weg te werken, kan men een begroeiingsmat aanwenden. Deze mat bewerkstelligt een gelijkmatige overgang van de plantengroei rondom de vijver naar de vijver zelf. De begroeiingsmat wordt eenvoudigweg over de vijverfolie aangebracht en is makkelijk te bevestigen met de speciale bevestigingshaken. De planten kunnen nu zowel in, als rondom de vijver geplant worden, zodat een mooie, natuurlijke overgang ontstaat. Planten met kleine wortels hechten zich in de mazen van de mat. Voor planten met grotere wortels kunnen de openingen in de mat vergroot worden. In de begroeiingsmat kunnen aarde, kiezelstenen en eventueel turf worden aangebracht, zodat de planten zich beter kunnen vasthechten. Dit plantentapijt zal niet in de vijver glijden. Omdat de overgang van planten zeer gelijkmatig is, kunnen dieren zelfs eenvoudig de oever bereiken. Tevens wordt de vijverfolie beschermd tegen alle invloeden van buitenaf. Een andere mogelijkheid is de begroeiingstas. Deze is vervaardigd planten, krijgt men een natuurlijk effect.
Het ontwerpen van een tuinvijver hangt altijd af van persoonlijke smaak en voorkeur. Maar het is goed om daarbij toch eens verder te denken dan aan de gewone en bekende vormen. Een vijver volkomen aangepast aan de sfeer van de tuin zelf, zal een lust zijn voor het oog.
Het plaatsen van de vijver
Vooraleer men begint te graven, wordt de vijver op de beoogde plaats ondersteboven gelegd voor het nemen van de maat. Graaf het gat aan de zijkanten ruimer uit, zorg ervoor dat de vijver waterpas ligt en dat de vijverrand boven de aarde uitkomt, zodat bij een regenbui de tuingrond niet in de vijver kan belanden.
Deze rand kan men later met stenen of planten camoufleren. Wanneer de vijver op zijn plaats ligt, laat men deze het best eerst tot ongeveer de helft met water vollopen, daarna dient men er grond omheen te scheppen en met de tuinslang goed aan te wateren. Deze handeling dient steeds herhaald te worden, totdat men onder en om de vijver alle ruimten goed gevuld heeft met zand. Dit is noodzakelijk om het wegzakken van de vijver te voorkomen.
Het biologisch evenwicht
Wanneer de vijver beplantingsklaar is, kan men hem vullen met leiding- of pompwater. Om het verse leidingwater visvriendelijk te maken, kan men het het beste ontchloren met aqua start. Daarna moet men controleren of het water de juiste hardheid heeft. Hiertoe is een speciale testset verkrijgbaar. Na 4 à 5 dagen, wanneer het water op temperatuur is en het chloor eruit verdwenen is, kan men met aanplanten beginnen.
Indien men de vijver bij warm weer opnieuw aanplant, dan kan men beter geen 4 à 5 dagen wachten, maar slechts 24 uur. Anders bestaat de kans dat er zich al algen gevormd hebben. Om het water in de vijver helder te houden, zijn zuurstofplanten onontbeerlijk. Men moet wel in één keer de juiste hoeveelheid zuurstofplanten inbrengen. Voldoende houdt in: minimaal 5 bosjes per m3 water. Men heeft er nooit teveel. Zuurstofplanten leven van dezelfde zouten en mineralen als de algen. Wanneer men goed kijkt, ziet men bij zonneschijn de luchtbellen uit de planten opstijgen. Dit is zuurstof. Het beste kan men de zuurstofplanten met 4 bosjes van één soort in een mandje van 20 x 20 x 10 cm zetten, waarin men eerst een vijvermandjesdoek legt. Daarna vult men het mandje met speciale vijveraarde en dan dekt men het af met fijn grind. Men mag geen gedoornd of ongedoornd hoornblad in de mandjes plaatsen. Men laat deze planten in bosjes verzwaard met een steentje, in de vijver zakken. Hoornblad is tevens een goede graadmeter voor de vijver. Wanneer het mooi groen is en goed groeit, is de vijver in optimale vorm. Daarna kunnen de andere planten ingebracht worden. Ook deze planten kan men het beste in mandjes zetten. Het voordeel hiervan is dat de planten niet zo snel gaan woekeren.
Bij het schoonmaken van de vijver zijn de mandjes makkelijk te verwijderen of op een andere plaats te zetten. Na het aanbrengen van de planten, laat men de vijver een aantal weken rusten. Men moet nog even geduld uitoefenen vooraleer de eerste vissen uit te zetten. Voor het bereiken van een biologisch evenwicht, is het belangrijk dat men de juiste verhoudingen weet te vinden tussen beplanting, aantal vissen en de hoeveelheid water in de vijver. Vissen kan men het beste uitzetten 3 à 4 weken na de aanplanting van de vijver om de jonge planten te beschermen. Men mag nooit teveel vissen in de vijver uitzetten; men moet zich beperken tot maximaal 5 vissen per m3 water. Wanneer men kiest voor een heldere vijver, mag men nooit karpers of karperachtige vissen in de vijver uitzetten. Deze vissen woelen de hele vijver om, het biologische evenwicht wordt verstoord, en het resultaat is groen water. Beperkt men zich tot de siervis, dan kiest men voor Shubunkin, Komeetstaart, Sluierstaart, Goudwinde en Zilverwinde. Bij de aankoop van de vissen dient men er vooral op te letten dat zij heldere ogen hebben, dat de vinnen gespreid zijn en de rugvin overeind staat. Zij mogen geen afhangende staart hebben.
Bron Ubbink Tuinspecialicteiten