Tuinaanleg

Bomen bepalen de sfeer en het karakter van een tuin. Ze vormen de basis voor de vormgeving. Daarom is het bij het aanleggen van een nieuwe tuin belangrijk om goed na te denken over de vraag welke boom waar moet. Dat er een boom in de tuin moet, staat buiten kijf. Het mogen er ook meer zijn. Zelfs voor een kleine tuin zijn altijd wel geschikte soorten te krijgen. Als het wachten op een volgroeide tuin te lang duurt, neem dan een meer volgroeide boom. Alle soorten zijn in alle maten verkrijgbaar. Het bekende gezegde boompje groot, plantertje dood hoeft dan niet op te gaan.

De zuilhaagbeuk, Carpinus betulus ´Fastigiatus´ is een boom met een hoog doorgroeiende stam. De slank opgaande, dichte kroon wordt later steeds boller. De haagbeuk heeft een regelmatig gevormd blad, met een fijn gezaagde rand en een sprekende groene kleur. Door zijn vorm is hij heel geschikt als solitair.
Dat de boom haagbeuk heet, betekent echt niet dat hij alleen voor hagen geschikt zou zijn. De naam op zich is in wezen dubbel misleidend. Want beukenhagen worden meestal niet van een haagbeuk gemaakt, maar van een gewone beuk.

 

Ook van eiken bestaan zuilvormige variëteiten, zoals Quercus robur ´Fastigiata´. Het is een zuilvormig groeiende zomereik, die op den duur 20 meter hoog wordt. In de breedte blijft hij echter veel smaller dan een gewone eik. Het leuke van deze boom is, dat hij in de winter lang zijn bruine blad vasthoudt en dus niet direct kaal is.
Kwekers verkrijgen nieuwe variëteiten van bomen door te selecteren. Dat gebeurt op verschillende manieren. Een echte boomkweker heeft altijd een oog voor afwijkende vormen van gewone bomen. Dat kunnen toevallige vondsten zijn, maar er worden ook soorten gezaaid. Zaailingen wijken vaak af. Wordt er een interessante vorm gevonden, dan vermeerdert de kweker die. Zo is van de zuilvormige zomereik ondermeer weer een roodbladige vorm geselecteerd.

´Trillen als een espenblad´ is een uitdrukking die afkomstig is van de ratelpopulier of esp. Het blad zit aan vrij lange, soepele steeltjes en het kan daardoor vrij in de wind bewegen. Een goede vorm is Populus tremula ´Erecta´, die meer opgaand is dan de gewone esp. Het blad is lichtgroen, aan de onderzijde blauwachtig. De vorm is bijna rond en de rand is grof gekarteld. De boom wordt tot 15 meter hoog.

Een andere mooie populier is Populus lasiocarpa. Het is een grootbladige soort, met een opgaande vorm en dikke takken. De kroon is rond. Het blad is prachtig helder groen met opvallende rode nerven en stelen. Deze populier bereikt een hoogte van 16 meter.
De meeste populieren groeien vrij snel. Dat doen ze zeker op vruchtbare, vochtige gronden. Ze worden dan ook wel gebruikt als ´wijkers´; bomen die een gemengde boombeplanting snel vullen, maar die op een gegeven moment moeten wijken voor langzamer groeiende soorten, de zogenoemde ´blijvers´. De ´wijkers´ worden er dan tussentuit gekapt.

Extra veel plezier geeft een boom met bloemen en bessen, zoals Sorbus aucuparia ´Fastigiata´. Het is een zuilvormige uitvoering van de gewone lijsterbes die langzaam groeit en niet veel hoger wordt dan 7 meter. Het geveerde blad is donkergroen. De leuke crèmekleurige bloemschermen verschijnen in mei-juni. Daarna komen grote tuilen met dieprode bessen, die ongeveer 1,2 centimeter in doorsnede zijn. De vogels schijnen ze niet lekker te vinden, daarom blijven ze tot midden oktober aan de boom hangen.

Om een mooie rechte stam te krijgen past de kweker vaak een trucje toe: de boom wordt op een 2 meter hoge onderstam van Sorbus aucuparia ´Edulis´ veredeld.
Een geval apart is de iep. In Nederland, maar ook daarbuiten, vallen gewone iepen ten prooi aan de gevreesde iepziekte. Het is niet meer dan logisch dat kwekers op zoek zijn gegaan naar soorten en variëteiten die er wel tegen bestand zijn. Ulmus ´Columella´ is zo´n nieuwe iep, speciaal gekweekt op resistentie tegen de iepziekte. ´Columella´ heeft een smalle, zuilvormige groei en wordt circa 12 meter hoog. De boom heeft een mooie regelmatige stamvorm en het bekende fijn getande blad van de gewone iep.

Denk er bij het planten van bomen altijd aan dat ze op den duur groot worden. Dat betekent dat ze zicht en licht kunnen wegnemen en ook, dat ze flinke wortels maken. Populieren maken bovendien vrij oppervlakkige wortels, dus die zijn minder geschikt vlak in de buurt van wegen en paden. De wortels drukken na verloop van tijd de verharding gewoon op. Plant bomen nooit dicht bij het huis of andere bouwwerken in verband met schade door de wortels. Plant ze ook niet te dicht bij de afscheiding met de buurtuin, dat kan later tot ongenoegen leiden.

Het vraagt iets meer planning, maar een goed geplaatste boom is altijd een aanwinst voor de tuin. En bovendien dragen bomen bij aan een prettig en gezond leefklimaat!

Bron: Geert Devriese