Prunus spinosa is heel geschikt als vrijgroeiende, ondoordringbare haag, houtwal of windsingel. De blauwzwarte, berijpte, wrange bessen kunnen na de eerste vorst afgeplukt worden. Het zijn bijzonder doornige heesters die erg waardevol zijn voor bijen, vlinders en vogels. De geslachtsnaam Prunus is een oud Latijns woord voor pruimenboom. De soortaanduiding spinosa betekent stekelig of doornig. Het is een bijzonder doornige struik.
De geslachtsnaam Prunus is een oud Latijns woord voor pruimenboom. De soortaanduiding spinosa betekent stekelig of doornig. Het is een bijzonder doornige struik.
Naamgeving
Wetenschappelijke naam: Prunus spinosa L. |
Plantkundige kenmerken
Sleedoorn is heel nauw verwant aan de kroosjespruimen (Prunus domestica insititia) en kerspruimen (Prunus domestica cerasifera). De bladeren ontstaan na de bloemen en zijn klein en breed lancetvormig met gezaagde randen. Normaal is de sleedoorn een grote, zeer doornige heester van 2 tot 4 (6) meter hoogte, maar hij kan ook goed teruggesnoeid worden.
In het voorjaar en vroege zomer is het door de witte bloesem een opvallende heester. In de zomer en herfst is de sierwaarde laag. Tegen de rijptijd van de vruchten verhoogt de sierwaarde.
Bij rijpheid zijn de kleine blauwzwarte vruchten ca 1 à 1,5 cm groot. Bij oudere sleedoorns is de schors bijna zwart, vandaar de naam zwarte doorn. Uit de zwarte schors kan inkt gewonnen worden. Het hout is zeer hard en werd vroeger voor bepaalde constructies gebruikt.
Bloei
Zelfbestuiving geeft meestal een goede productie. De bloemen zijn wit, opvallend en verschijnen voor de bladvorming. Bloeitijdstip: maart – april. Het zijn zeer goede bijen-drachtplanten. De witte bloemen kunnen voor thee gebruikt worden.
Vermeerderen van sleedoorn
Vermeerdering d.m.v. zaaien is mogelijk.
De gemakkelijkste vermeerdering is echter d.m.v. wortelopslag. Er ontstaan na het planten talrijke nieuwe scheuten vanuit de wortels
Grond en standplaats
De pH mag neutraal tot alkalisch zijn (pH 6,5 tot 8). Sleedoorn heeft een sterke voorkeur voor kalkrijke gronden. Een te hoge grondwaterstand in de winter wordt meestal niet verdragen.
Een optimale groei krijg je op een droge, voedselarme en warme standplaats. Zowel zon als halfschaduw wordt verdragen.
Vooral geschikt voor heel grote tuinen, langs wegen, akkers en aan bosranden. Ook bijzonder geschikt om droge hellingen te verstevigen zodat ze niet afbrokkelen. Eventueel ook in kleinere tuinen geschikt als ondoordringbare haag. Hou er echter rekening mee dat de plant kan woekeren!
De sleedoorn is gevoelig voor zout en voor luchtverontreiniging, zodat je deze doornige struik best niet als straatbeplanting gebruikt.
Voor een mooi effect kan je best in groepen van 5 tot 8 planten.
Snoeien van sleedoorn
Snoeitijdstip: je mag snoeien van april tot september. Normaal is snoeien niet nodig. Enkel hinderende en afgebroken takken kunnen weggesnoeid worden.
Oogsten van zwarte doorn
De bessen worden best in oktober en november, na een vorstperiode geoogst. Bij een te vroege pluk of vroegtijdige bladval blijven de bessen te zuur. In sommige streken plukt men reeds vanaf einde augustus de mooi gekleurde vruchten af. De ca 1,5 cm grote bessen zijn vanaf augustus berijpt zwart. Het vruchtvlees is groenachtig en heeft een wrange, zure smaak. Binnenin zit er een kleine, harde steen. Na een lichte vorstperiode, worden de blauwzwarte vruchten tamelijk eetbaar en kunnen eventueel dan vers gegeten worden. Meestal worden de vruchten echter verwerkt tot jam, vruchtenmoes, vruchtensap, likeur, vruchtenwijn en brandewijn. De verwerkte vruchten hebben geneeskundige eigenschappen. De rijpe bessen worden ook verwerkt in cosmetische producten. |
Gevoeligheid voor ziekten en plagen
De sleedoorn is een tamelijk gezond groeiende plant. ´s Zomers komen vaak aantastingen van o.a. de spinselmot of stippelmot voor (Hyponomeuta padellus, syn. Yponomeuta padella). Dit levert dan later opvallende spinselrupsen, vlinders en vogels op. Bespuitingen zijn normaal niet nodig. Zelfs na een sterke rupsenaantasting gaat de groei later normaal verder. |