In deze beschrijving wil ik het naar aanleiding van vragen het volgende beschrijven: Aardbeispinazie, Aardpeer, Boomspinazie, Egyptische ui, Groenlof, Koolrabi, Nieuw-Zeelandse spinazie en Rammenas. Ook beschrijf ik een voor mij nieuw gewas namelijk: Aardaker
Aardbeispinazie of Chenopodium foliosum
De oorsprong van dit in onze streken eenjarig gewas ligt in Portugal en Spanje. Het is vele honderden jaren een nuts- en siergewas geweest.
Men zaait het ongeveer in het late voorjaar (half mei) uit. Persoonlijk geef ik er de voorkeur aan het eind maart in een pot in de kas te zaaien. Hoewel een spontane opkomst (van het zelf uitgezaaide zaad) soms een beter resultaat geeft.
Na ongeveer een maand is het jonge blad te bereiden als spinazie. Later verschijnen er kleine op aardbeitjes gelijkende rode vruchtjes, die in sla en yoghurt gebruikt kunnen worden. Ook misstaat een tak met de rode vruchtjes niet in een bloemenvaas. Alleen heeft dit gewas een voorkeur voor droog weer.
Aardpeer of Helianthus tuberosus
Zoals de naam al zegt is deze uit Amerika afkomstige plant verwant aan de zonnebloem. Soms bloeit hij met kleine zonnebloemen.
Omstreeks 1600 werd hij vanuit de kolonie Brazilië in Nederland ingevoerd en door Peter d’Hondt geteeld in Terneuzen (Zeeuws-Vlaanderen). Door zijn artisjok smaak kreeg hij in de Engelse taal, omdat men geen weg wist met Terneuzen de naam Jeruzalem artisjok. In de 18e eeuw werd dit gewas op een wereld tentoonstelling in Parijs onder de naam Topinambour (er was namelijk een Indianenstam met ongeveer dezelfde naam aanwezig) opnieuw ingevoerd.
Deze winterharde plant (met een hoogte van 2 á 3 meter) vormt peervormige knollen. Als men ze na een vorst oogst smaken ze in plaats van bitter lekker zoet. Men kan deze koken of bakken. Vermeerdering vindt plaats door het op ongeveer 5 cm diepte planten van de knollen. Omdat de knollen heel goed blijven in de grond plaats ik na het oogsten direct nieuwe knollen. Wel zorg ik er voor, dat in verband met het uitlopen in het voorjaar de knollen tijdig geoogst zijn.
Boomspinazie of Chenopodium gigantum Magentaspreen
Deze uit Noord West Europa afkomstige boomspinazie bereikt een hoogte van 2 meter. Dit gewas lijkt in jonge toestand veel op een veelvoorkomend onkruid (ganzenvoet genaamd). Maar het onderscheidt zich hiervan door een paarskleurig bladerhart. En het behoort tot dezelfde familie als Brave Hendrik.
De jonge blaadjes kunnen gegeten worden als spinazie of verwerkt worden in salades.
Het gewas is eenjarig en vermeerdert zich door zaad. Meestal laat ik dit gewas in het najaar zichzelf uitzaaien en verzamel ik in het voorjaar de benodigde jonge plantjes.
Egyptische ui of Allium cepa var. aggregatum
Dit vermoedelijk uit Egypte afkomstige gewas gedijt zoals de meeste uiachtigen het beste op een droge plaats. Praktisch nooit vormt deze plant bloemen aan de uiteinden der stengels, maar een rozet van kleine uitjes. Die ook weer uitlopers met nieuwe uitjes vormen, maar deze zijn doorgaans iets kleiner.
Door zijn groeiwijze wordt de boomui ook wel etageui genoemd. Een Engelse naam is Three Onion , maar ik twijfel (gezien mijn bezoek aan een Engelse tuin) of hiermee dezelfde soort wordt bedoeld.
De sterke uitjes worden in salades gebruikt of ingelegd. Bij het planten van de kleine uitjes ontstaan nieuwe planten. Het is aan te bevelen om de uitjes, die men als zaaiuitjes wil gebruiken niet te laten uitlopen. Het gewas is winterhard.
Groenlof of Cichorium intybus var. foliosum
Dit gewas wordt veel geteeld rondom de Middellandse zee. Dank zij onze gastarbeiders heb ik het leren kennen. Het is een soort andijvie en verwant aan witlof. Maar het smaakt eerder zoet dan bitter. De alternatieve naam Suikery zegt al genoeg. Andere namen zijn Suikerbrood, Wilde cichorei en Herfstlof.
De laatste naam dankt dit gewas aan het feit, dat het pas in de herfst oogstbaar is.
Men zaait het eind mei – begin juni op regels. Er zijn echter vroegere en latere teelten. Maar daar heb ik geen ervaring mee.
Wel weet ik ik uit ervaring, dat dit gewas veel vorst kan verdragen
Koolrabi of Brassica oleracae convar acephala var. gongolodus
Dit gewas is inheems in Noord West Europa .
Persoonlijk vind ik het een van de moeilijkste gewassen.
Er zijn verschillende kleuren namelijk:wit, lichtgroen en paars.
Het beste kan men dit product op diverse tijden zaaien. Namelijk voor een herfstoogst in mei/juni in de volle grond. Voor een andere oogsttijd vroeger of later.
Jonge knollen kan men ongeschild stoven, maar voor oudere is schillen gewenst
Ook kan men de jonge raap in salades en soep gebruiken.
Een synoniem is Raapkool.
Nieuw-Zeelandse spinazie of Tetragonia tetragonioides
De Nieuw-Zeelandse spinazie is allereerst afkomstig uit Nieuw Zeeland. Maar ook Australië, Polonesië en Japan. Dit gewas is verwant met het Ijskruid.
Men kan het in de zomer gebruiken in plaats van spinazie.
Hoewel sommigen het een vaste plant noemen ervaar ik dit gewas als eenjarig. Voor een snellere kieming kan men het harde zaad vooraf weken. Het advies is doorgaans zaaien omstreeks eind mei. Mijn ervaring is echter, dat later zaaien een betere opkomst geeft. Ook is voor de winter zaaien mogelijk, maar het resultaat is matig. Weliswaar kiemen soms enkele planten spontaan door eigen uitzaai in de herfst.
Enkele andere namen van deze plant zijn Plukspinazie, Doorlevende spinazie en Vierhoeksmoes. De laatste naam duid kennelijk op de zaadvorm
Rammenas of Raphanus sativus
De uit Oost Azië afkomstige knol heeft diverse kleuren. Het is een oud gewas,dat gebruikt wordt als rauwkost, in salades, met wat zout als broodbeleg en als hoestdrank. Wat het laatste betreft kan ik mij nog goed herinneren hoe mijn opoe (grootmoeder) een rammenas uitholde en deze ruimte vulde met bruine suiker.
Hierna werd de knol op een glas gezet. Het in het glas gelekte vocht was een probaat middel tegen verkoudenheid. Dit was in 1940.
Men zaait deze radijsachtige omstreeks juni – juli zodat men ze in de winter kan gebruiken.
Aardaker of Lathyrus tuberosus
Deze winterharde lathyrus vormt eetbare knollen. Hij komt voor in geheel Europa. Ik heb dit voor mij nieuwe gewas eind april gezaaid in de kas. Omdat er nu nog niets opkwam heb ik stiekem gekeken, maar het zaad was nog in de oorspronkelijke staat. Dus kennelijk een te lage temperatuur.
In 1783 werden de knollen al geëxporteerd naar Frankrijk, waar ze bekend waren als Hollands muisje. Ook schijnen de bloemen, peultjes en jonge scheuten eetbaar te zijn. Zodra de teelt gelukt is kom ik op deze voor mij nieuwe teelt terug.
Bron Pieter Bimmel 2005, bewerking RVO 2008