Wordt het winter of is het nog eventjes Sint-Maartens zomer? De groentetuin gaat in ieder geval naar zijn tweede winterslaap toe. Het werk buiten zal zich nu vooral beperken tot het afdekken van een aantal groenten en tot het oogsten van een aantal andere. Bewaarwortelen oogst je nu om daarna in te kuilen. In plaats van in te kuilen laten sommige tuinders de wortelen gewoon staan en dekken ze af met een dikke laag bladeren. De schorseneer kan nog blijven staan, zij kunnen wel wat vorst verdragen. Strooi wat afgevallen bladeren tussen de rijen zodat je bij lichte vorst toch nog kan rooien.
Kolen kan je verder blijven oogsten. Spruiten, savooi, witte kool,…. Indien het niet vriest of slechts enkele graden kan je de late bloemkool nog even laten staan.
Als je nog niet alle witloofwortelen hebt gerooid doe je dit zeker deze maand. Bij stevige vorst rot nl., na het ontdooien, de hals af en zijn je wortelen verloren. Rotte delen en alle vuil mooi verwijderen. Witloof kan makkelijk geteeld worden in potten of bakken, die u dan in het duister plaatst, deze witlofcontainer is ideaal omdat die voldoende hoog is, een deksel heeft en een peilbuis om water te geven. Deze teeltwijze, die met geschikte rassen mogelijk is, is eenvoudig en minder arbeidsintensief. Om binnenshuis kleinere hoeveelheden witlof te oogsten op verschillende momenten, zonder afhankelijk te zijn van het weer, is deze teeltwijze ideaal.
De boerenkool wordt in de keuken niet echt bemind. Nochtans is ze zeer rijk aan vitamines en mineralen. 100 gram verse boerenkool bevat 200 mg calcium en 100 mg vitamine C. Er zijn maar weinig wintergroenten die aan die waarden kunnen tippen. De boerenkool heeft ook nog andere troeven: ze wordt door weinig ziekten aangetast. Sneeuw kan haar niet deren, doch strenge vorst maakt het gewas kapot. En ja natuurlijk, ook de konijntjes lusten dit vitaminerijke gewas.
Na het verwijderen van de tomatenplanten in de serre en de grote schoonmaak kunnen de voorbereidingen getroffen worden voor de slateelt. Belangrijk hierbij is de bodemtoestand en meer bepaald de vochtigheid en zoutconcentratie met zout wordt het totaal van voedingszouten bedoeld van de bodem. Sla is namelijk vrij gevoelig : teveel zouten leidt tot rand, te weinig tot glazigheid.
Groenbemesters in een biologische tuin zijn bijna onmisbaar. Een groenbemester wordt in de eerste plaats niet gezaaid voor consumptie, maar om de bodem te verbeteren. Zij die een zandbodem bewerken, doen er hun voordeel mee: door de humusaanbreng zal het vocht beter worden vastgehouden. Op een zandleemgrond, waar de bodem makkelijker dicht slempt bij een fikse regenbui, zal deze kruimelig blijven. Groenbemesters zijn bodemverbeteraars. Hou zeker rekening met de vruchtafwisseling in verband met de voor- of nateelten. Zaai geen kruisbloemigen op een bodem die besmet is met de schimmel knolvoet. De keuze tussen vorstgevoelige planten of niet, is ook niet zonder belang. Het gewas rollen en afdekken met compost is een goede oplossing om de groenbemester goed te laten teren en toch niet te hoeven spitten. Het voornaamste is dat wij het bodemleven beschermen en stimuleren. Kies zoveel mogelijk voor een mengsel dat neutraal is ten opzichte van de andere gewassen, in verband met de voor- of nateelten. Haver en rogge, samen met wikke en Phacelia vormen een interessante mengeling. Wat niet belet naar hartenlust te experimenteren. Je tuin en groenten zullen er wel bij varen.
Spit de groentetuinen op zware kleigronden nu in grove kluiten en verwerk er een flinke dosis organisch materiaal in. Je kunt ook mest of compost over de spadensteken uitspreiden. Vooral compost geeft bij deze werkwijze een sterk structuurverbeterend resultaat. Op zware en vochtige grond spit je de grond op zgn. verhoogde winterbedden. Kleigronden worden best voor de vorst gespit. Laat de gespitte grond in grove kluiten liggen, dat komt de structuur ten goede.
Zorg ervoor dat je ook tijdens de strengste vorst prei kunt oogsten. Breng daartoe tussen de rijen wat dennentakken aan en dek verder toe met dorre bladeren, al naar gelang de vorst strenger wordt. Je kunt ook de prei nu rooien en inkuilen. Tussen elke rij ingekuilde prei breng je een laag bladeren aan. Ingekuilde prei ziet er in de winter wel wat minder fris uit, maar bij strenge vorst kun ze makkelijker losmaken. Dus steeds een kleine hoeveelheid inkuilen.
Schorseneren kunnen ook wel te velde overwinteren, maar in geval van aanhoudende vorst, kun je er niet van oogsten. Bovendien worden de schorseneren tijdens de winter taaier en bitterder. Daarom is het beter ze te rooien en te stapelen in wit zand. Leg in een kist een laag wit zand afgewisseld met een laag schorseneren.
Alle in een bewaarplaats opgeslagen groenten en fruit moeten nu regelmatig gecontroleerd worden. Verwijder alle vruchten en bladeren die enig teken van bederf tonen.
Helianthus tuberosus of aardpeer kun je oogsten vanaf november. Het zijn eetbare knollen als aardappels. Gewas met een hoogte van 2-3 m. Goed winterhard. In de grond bewaren.
Knolselder laat je zo lang mogelijk doorgroeien, om hem bij de eerste vorst te gaan rooien. Dit rooien doe je met de nodige omzichtigheid. Beschadigde knollen kun je niet bewaren. Snij bij iedere knol de bladeren af, tot op de binnenste na. Doe dit voorzichtig, het hart van de knol mag niet beschadigd worden. Werk ook de wortels bij met een scherp mes. Na deze kapbeurt plaats je de knollen rechtop in licht vochtig zand, zodanig dat het hart net boven de grond uitsteekt. De knollen vorstvrij bewaren. Een dikke laag turf of stro kan daarvoor zorgen. Haal later steeds de aangetaste of zieke exemplaren eruit voor onmiddellijke consumptie. De grootste knollen bewaren het minst goed en moeten het eerst verbruikt worden.
Tomaten kunnen voor vroege stookteelt in de serre of in de huiskamer gezaaid worden op bodemwarmte bij 22° C. Verdere opkweek van de jonge planten in een verwarmde serre is noodzakelijk. De eerste oogst valt dan rond Pasen. Zaai ruim, verspeen in kleine potjes zodra de zaadlobben gestrekt zijn en verpot daarna in grotere potten. Gebruik een luchtig grondmengsel met een pH van 6-6,5. Tracht om gedrongen planten te kweken. Kunstlicht kan hierbij een hulp zijn. Niet alle rassen zijn echter geschikt voor deze warme teelt.