Groente en Fruit

In mijn tuin staan veel groenten die oorspronkelijk afkomstig zijn uit de landen rondom de Middellandse Zee. In het kort zal ik het over vorm, gebruik en teelt hebben: Kardoen – Cynara cardunculus. Deze distelachtige, die afkomstig is uit het Middellandse Zeegebied was al bekend in het Egypte van de farao´s. Persoonlijk heb ik het idee, dat dit gewas bekender is in België dan in Nederland. De bloem ligt ongeveer tussen die van de artisjok en die van de blauwe distel in.


Met de vaak beschreven stelling, dat de kardoen in onze streken éénjarig is, omdat de plant niet winterhard is, ben ik volstrekt mee oneens. Mijn ervaring is, dat de plant heel goed vorst (zelfs strenge) kan verdragen tot -18°C. Hoewel dit gewas graag in vochtige grond staat zijn langdurige regenperiodes niet bevorderlijk. Mijn ervaring is dat natte winters een ongunstige invloed op de plant hebben. Tegenwoordig wordt de kardoen (ook wel Spaanse artisjok genoemd) ook veel als sierplant in een border. Door zijn hoogte en fraai ingesneden grijze blad is het ook een fraaie plant voor achteraan in de border.

Men kan de plant in het vroege voorjaar buiten of binnen in potjes uitzaaien. Gezien zijn penwortel is het verstandiger dit direct op de juiste plaats te doen. Als onderlinge afstand is een kleine meter aan te bevelen. Men kan de plant zelf uit zaad in het opkweken. Het wordt een meters hoge plant dus zet ze niet te dicht op elkaar.

In het najaar dient men de bladstelen te bleken. Men doet dit door een volwassen plant te omwikkelen met ribkarton of papier. Het voordeel hiervan is dat vocht kan verdampen. Het vaak geadviseerde zwart plastiek heeft vaak rotting van de stengels tot gevolg. Een ander methode is de plant uit te graven en hem verder laten groeien in een donkere ruimte: in een pot op een warme plaats in het donker wegzetten. Door gebrek aan licht groeit er een gebleekte plant.

Men eet uitsluitend de gekookte bladstelen. De al of niet gebleekte bladstelen worden gekookt gegeten. Het nadeel is echter dat de kooktijd vrij lang is. Meestal duurt het twee uur om de stelen zacht te krijgen.

Een andere naam is Spaanse artisjok.

Knolvenkel – Foeniculum vulgare var.azoricum

Van dit uit het Middellandse Zeegebied afkomstige gewas worden de net boven de grond verdikte stengels (venkelknol) gebruikt als groente. De belangrijkste productielanden van dit gewas zijn Italië, Frankrijk, Spanje en Zwitserland. Dit gewas met zijn zeer fijn verdeelde bladeren heeft aan zijn basis verdikte bladstelen die een schijnknol vormen.

Om deze knol gaat het voornamelijk. Het gebruik is velerlei zoals in salades, in rauwkost, gekookt, gestoofd en gebraden. Ook het blad is als kruid bruikbaar. Deze groente smaakt naar anijs. In de Middeleeuwen werd het zelfs gebruikt als middel tegen dronkenschap. Ook de geveerde bladeren en zaden zijn bruikbaar in salades. Let erop dat de knol tijdig geoogst wordt anders gaat hij doorgroeien tot stengels.

Men kan dit gewas het beste in de kas of onder glas voortelen. Als de kou voorbij is pas buiten uitplanten. Bij koude is de kans groot dat de bladstelen doorschieten en dus geen knol vormen.Doorgaans zaai ik het half april in de volle grond en heb een voorliefde voor het ras Zefo Fino.

Als men de plant laat overwinteren kan men de versnipperde wortel het volgend jaar gebruiken om deze versnipperd in slaatjes te gebruiken. De plant is echter niet winterhard, dus men moet hem goed afdekken. Met dit laatste heb ik geen ervaring. Wel weet ik, dat mijn Italiaanse overbuurman in september altijd veel aanplant. De ervaring is echter dat ze snel doorschieten. Het versnipperen van het loof op de grond schijnt het volgend jaar minder grondinsecten te geven.

Enkele andere namen zijn Italiaanse-, Florentijnse-, Romaanse- en Zoete venkel.

Palmkool – Brassica oleracae var. acephela

De palmkool dankt zijn naam aan zijn palmachtig uiterlijk. Dit gewas groeit in het Middellandse zeegebied. Dit ras was al aan het begin van de 19e eeuw bekend. Het wordt op dezelfde wijze gekookt als boerenkool. De smaak is echter iets zachter. Zelfs voordat er vorst is geweest. Persoonlijk zie ik het als een zomerboerenkool.

Men zaait dit gewas vanaf mei in de volle grond en dunt ze uit op 30 cm afstand. Het spreekt vanzelf dat deze plant winterhard is.

Uit eigen waarnemingen blijkt dat er minder witte vlieg in voorkomt dan bij boerenkool het geval is.

Vleugelboon – Tetragonolubus purpurea

Hoewel deze erwt in Nederland meestal onder de naam vleugelboon in de handel wordt gebracht hanteren de meeste meestal uit het Engels vertaalde handboeken de naam aspergeerwt. Beiden kruipende erwtenplanten met rode bloemen en gevleugelde bonen zijn oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. Men plukt de bonen vrij jong en kookt ze als peultjes. Eind mei zaai ik ze onder plat glas.

Dit erwtengewas heeft roodpaarse bloemen waaruit later gevleugelde (vier vleugels) lichtgroene peultjes ontstaan, die een grootte van 8 á 10 centimeter kunnen bereiken. Het gewas zelf blijft laag. Omdat de opbrengst laag te noemen is wordt dit gewas praktisch alleen door hobbyisten geteeld.
De vruchten worden zeer jong (circa 3 cm lang) geplukt en bereid als peultjes. Dan zijn ze op het smakelijkst. Bij oudere peulen wordt de schil te vezelig.
De plant is een warmteminnaar, dus men zaait dit éénjarig gewas omstreeks april onder glas.

Deze erwt is ook onder de naam aspergeerwt en lotuserwt bekend.

Lathyrus sativus

Doordat een van onze zaadhandelaren onder de benaming vleugelboon met de botanische naam Tetragonolobus purpurea bovenstaand product in de handel brengt stijgt de verwarring ten top. De vleugelboon heeft ten eerste ronde bruine zaden van circa 3 mm diameter. Terwijl deze zaden een grootte hebben van ongeveer 1 cm en lijken op tuinbonen. Weliswaar hebben de peulen aan een zijde (erwtenkant) twee vleugeltjes waardoor ik kan indenken dat men bij een vertaling (vermoedelijk uit het Frans) op deze naam kan komen.  Ook hier geldt jong plukken en gebruiken als peul. Teelt onder glas geeft de beste resultaten.

Bij zoeken op het net naar deze zeer oude peul ben ik voor dit gewas de naam Egyptische bruine boon tegengekomen.

 

Surinaamse spinazie – Basella alba (groenbladige) en Basella rubra (roodbladige)

Hoewel de Creolen dit gewas net als wij Spinazie noemen lijkt het niet op onze spinazie. Deze plant met zijn grote, glanzende groene of rode bladeren is afkomstig uit Zuid-Oost Azië. Het is een klimmend of kruipend gewas en kunnen in het wild wel 10 meter lang worden. De bladeren worden eerst ontdaan van hun dikke bladstelen en gekookt als spinazie. Men kan ze ook roerbakken of in de soep gebruiken. Deze groente heeft een op spinazie gelijkende zachte smaak. Bovendien is het blad licht laxerend en men gebruikt in China de wortel tegen diarree. In tuincentra worden jonge planten, voornamelijk de roodbladige, onder de naam Rosebud, soms als sierplant aangeboden.

Men zaait omstreeks begin april bij een temperatuur van 20°C binnenshuis voor, en plant ze uit in de koude kas zodra ze enkele blaadjes hebben. Hoewel men van mening is dat deze groente buiten geteeld kan worden teel ik ze altijd in de kas. Dit ondanks het feit dat de rode zich in de kas meestal in het voorjaar uitzaait.
 

Surinaamse spinazie: hier de witbloeiende alba. De rubra bloeit rood.

In Nederland is dit gewas bekend onder de namen Basella en Surinaamse spinazie. Benamingen in andere talen zijn Djingga gendola (Indonesisch) en Poi (Surinaams Hindoestaans)

Bron Pieter Bimmel 2006, bewerking RVO 2008