Bomen en hagen Ziekte en plagen

Dwars door het tuinencomplex loopt een onverharde weg, die de tuinen in twee groepen verdeelt. Bij elke groep tuinen is een keet gezet, waarin voor elke tuin een kast is voor persoonlijk tuingereedschap. Verder zijn verschillende waterputten, die centraal gevuld worden door een pomp (elektrisch) met grondwater. Uit de ervaring van de afgraving, heb ik begrepen, dat ook tuinafval gescheiden moet worden ondergebracht. Ik heb vakken gemaakt, gescheiden met vlechtwerk van wilgentenen, waarin het afval naar soort kan worden gedeponeerd. Van daaruit heb ik de composteerhoop samengesteld.


Indeling van de kavel voor het composteren

Aan de oostkant van de kavel 31 staan en paar grote eiken. Dit betekend dat deze kant van de kavel grotendeels van de dag in de schaduw is. De plek is geschikt om materiaal in te zamelen. Hier komen dan de verschillende vakken. De meeste tuinliefhebbers maken in hun tuin een kleine composthoop. Al het tuinafval dat zij niet in hun composthoop willen hebben, brengen zij naar de grote composthoop (kavel 31).

Een vak voor aardehoudend materiaal. Dit kunnen bijvoorbeeld grasplaggen zijn, of uitgestoken planten met veel wortels en de daaraan hangende aarde. Ik hanteer de stelling: Aardehoudend materiaal is tuinafval, waar meer aarde in zit dan loof (blad). Als deze hoop vol is, dan laat ik hem ongeveer twee jaar liggen en graaf hem dan af. Deze aarde wordt dan gebruikt voor het ophogen van paden en dergelijke.

Een vak voor aardehoudend materiaal. Een vak voor loofhoudend materiaal

Een vak voor loofhoudend materiaal. Dit kan ongewenst kruid zijn, dat van wieden en/of schoffelen afkomstig is met aanhangend aarde. Ook alles wat uitgebloeid is, of al afgeoogst is, zoals dat van bonen, enzovoorts. Hier de stelling: loofhoudend materiaal is tuinafval, waar meer blad in zit dan aarde. Deze hoop heet de “wachthoop”. Wat hier niet gestort mag worden, zijn tomaten- en aardappelloof in verband met de ziekte phytophthora, koolbladeren en stronken, dat in verband met de knolvoet.

Een vak voor holle stelen

Een vak voor holle stelen. Hier wordt het ruwe materiaal verzameld. Dit zijn dan meestal bloemenstelen, zoals van zonnebloemen, chrysanten, enzovoorts. Maar beslist geen houtig materiaal van snoeiwerk. Dit verteert niet in één jaar als het ongehakseld is. Dus in principe geen houtig materiaal.

Bovenstaande vakken komen twee maal voor (zie plan ‘Opslag compost’).

Dan is er nog een vak, waar al het materiaal gestort wordt, dat niet in de aardehoop, wachthoop, holle stelenhoop gestort mag worden. Dus snoeihout, tomaten- en aardappelloof, koolsoorten, aspergewortels, enzovoorts. Zie foto “afvoerhoop”.

Aan de westkant van de kavel is dan plaats voor drie composteerhopen plus een plaats voor opslag van mest, paarden-, koeien-, schapenmest. Alles wat ik krijgen kan aan mest verwerk ik.

Het opzetten van de composthoop

Het gunstigst is het, om de composthoop in het warme jaargetijde op te zetten. In de praktijk is dat in juni op onze gemeenschappelijke werkdag, waar het hele complex opgeruimd wordt (schoffelen, gras maaien enz.). Vaak wordt in september nog een tweede hoop opgezet.

Het oppervlak van de composthoop is ongeveer 1,5 x 4 meter. Omdat voor het broeien lucht (zuurstof) nodig is, heb ik over de lengte in het midden een houten koker met opening aan de zijkanten gemaakt. Dan komt de eerste laag, die bestaat uit ruw materiaal van de holle stelenhoop. Vervolgens een laag van ongeveer 20 cm. van de wachthoop. Dan een laag mest. Deze stapeling van lagen gaat zo lang door tot de wachthoop leeg is. De hoop is dan ongeveer 1,5 meter hoog.

De nazorg van de composteerhoop

Nu was ik natuurlijk vreselijk benieuwd hoe warm het in de composthop zou worden. Met een data-logger heb ik regelmatig gemeten. De hoogte van de temperatuur is natuurlijk afhankelijk van de plek, waar gemeten wordt. Het is ook opmerkelijk, dat na elke week, als ik ging kijken, de composthoop bevolkt wordt met weer andere beestjes. Zo zie je maar, dat in de natuur het goed geregeld is. Ik ben dan ook voorstander om op een natuurlijke manier te composteren. Dus geen toevoegingen, zoals compostversnellers en dergelijke.

Na ongeveer 6 tot 8 weken ga ik de composthoop omzetten. De hoop is dan al aardig ingeklonken en geslonken tot ongeveer één meter hoogte. Hierna laat ik de hoop zo’n vijf maanden met rust. Na dit hele proces heb je dan een lekkere losse compostaarde verkregen. In 1997 begon ik de grote afvalhoop af te graven. En vanaf augustus 1999 heeft de kavel voor het compost de vorm gekregen, zoals op de plattegrond is te zien. Het hele proces functioneert nog steeds naar tevredenheid. Belangrijk is, dat elke week de wachthoop even gecontroleerd wordt op verkeerd gestort materiaal. Zolang het bijgehouden wordt, is het niet zoveel werk.

Wegens knie klachten ben ik ongeveer een half jaar niet elke week gaan kijken. Toen mijn knie weer in orde was en weer ging kijken, wist ik niet wat ik zag. Er was bijna geen doorkomen meer aan. Gelukkig helpen mede tuinierders, en dat scheelt. Tot zover een stuk geschiedenis van mijn ervaringen met composteren.

Bron: Flap Bodenhausen 2005, bewerking Rudi Van Overloop 2008