Het bos is voor de moderne mens steeds meer een plaats van verpozing en ontspanning, waar hij lichamelijk en vooral geestelijk tot rust komt, overspannen zoals hij is door de drukte, het lawaai en de morele ontreddering van het hedendaagse leven.
Hij kan er wandelen, jogging beoefenen, paardrijden, fietsen en jagen. En hij kan er de natuur, de planten en dieren, bestuderen. Dit alles natuurlijk zonder schade te berokkenen aan het bos noch het evenwicht ervan te verstoren. Er ziin verschillende gedragsregels die gelden als een ijzeren wet voor alle bezoekers van het bos. De houtvesters beseffen
heel goed wat het publiek van het bos verlangt en komen daaraan tegemoet met allerhande voorzieningen.
Het jachtwild vormt een integrerend deel van het bos. Het voedt zich en plant zich voort in het bos. De jacht in het bos mag geen ander doel hebben dan een gezond wildbestand op peil te houden, rekening houdend aan de ene kant met het voortplantingstempo van de dieren en aan de andere kant met de voedselproductie van het bos voor het wild. Als er te veel herten zijn, beginnen deze wegens voedselgebrek aan de bomen te knagen, die daardoor erge schade lijden.
Wanneer beuken beknabbeld zijn zoals een haag, blijkt daaruit dat er te veel groot wild
is in het bos. De houtvester en de jager moeten dus samen een afschietprogramma opmaken aangaande het aantal, de leeftijd en de kwaliteit van de ieder jaar af te schieten dieren. Aldus beschouwd is de jacht geen moordpartij, maar een
noodzakelijke activiteit om het evenwicht tussen planten en dieren in stand te houden. Niet iedereen is het daar echter altijd mee eens.
In een goed beheerd bos met normaal wildbestand zijn er brandgangen, alsook open
plekken als weideplaatsen voor het wild voorzien, waar de wandelaar de dieren kan waarnemen, als hij geduld heeft en zich rustig houdt.
Bron: Het bos en de mens – Pierre Gathy