Bloemen en planten

Wanneer je een plant zoekt die klimt of de bodem bedekt, decoratief is, prachtig bloeit, waarvan je bloemen en bladeren kunt eten en die slakken op een afstand houdt, kies dan voor de Oost-Indische kers. Hij zaait zich gemakkelijk uit en komt dus ieder jaar terug, waarschijnlijk ook op plaatsen die je voor iets anders gereserveerd had. Maar je kunt hem eenvoudig verplanten.


Oost-Indische kers
Tropaeleum majus (botanisch)
Nasturtiums (Engels)
Capucine, cresson d´Inde (Frans)
Kapuzinerkresse (Duits)
Tropaelaceae – klimkersfamilie

Herkomst

De Oost-Indische kers in inheems in Bolivia en Argentinië waar bijna 80 verschillende soorten groeien. Hij werd in de 16e eeuw in de jungle van die landen ontdekt. Nadat hij zijn intocht had gehouden in Europese tuinen, werd hij steeds populairder. De Franse schilder Monet vond hem zo mooi dat hij hem in de border voor zijn huis in Giverny plantte.

Naamgeving

De Nederlandse naam is ongelukkig gekozen, want de plant heeft niets met Oost-Indië te maken en ook niets met kersen. Het woord kers is afgeleid van het Engelse cress of het Duitse Kresse voor planten die een wat scherpe smaak hebben. Zij horen tot de familie van de kruisbloemigen, terwijl de Oost-Indische kers tot een heel andere familie hoort. De botanische naam tropaeolum betekent zoveel als oorlogsbuit, opgestapelde overwinningstekens. De Zweedse botanicus Linnaeus die aan de plant deze naam gegeven heeft, vergeleek de bladeren met schilden, de bloemen de met bloed besmeurde helmen. Majus betekent ´de hoogste´ en verwijst naar de klimprestatie. De Duitse naam Kapuzinerkresse verwijst naar de gelijkenis van de bloemen met de mutsen van de Kapucijnse monniken.

Plantkenmerken

Na het verschijnen van de bladeren, komen gauw de buisvormige, oranje, rode of oranjegele bloemen te voorschijn. Zij zijn teer en lijken gemaakt van zijdepapier. Toch zijn zij sterk en geschikt om te plukken. Ze blijven lang mooi in de vaas.
Ook de bladeren zijn prachtig. Die van de gewone Oost-Indische kers zijn plat en rond.
In het najaar is de grond bezaaid met de zaden. Je kunt ze verzamelen om volgend jaar te zaaien, iemand cadeau te geven of gewoon laten liggen. Zij ontkiemen vanzelf. Je kunt de plant als klimmer langs een stellage (hij klimt tot 5 m hoog), boom of struik laten groeien of als bodembedekker zijn gang laten gaan.

Botanische bijzonderheden

Tijdens hete zomeravonden kun je vonkjes rond de Oost-Indische kers zien omdat de planten zich elektrisch ontladen.
Wortels en bladeren geven een stof af (mysorine) die andere planten vrij houdt van schadelijke insecten, terwijl hij zelf vaak heel aantrekkelijk is voor bladluizen.
Naarmate het warmer wordt, krijgen de bladeren een scherpere smaak. Als je een mildere smaak prefereert, kun je de plant het beste in de halfschaduw laten groeien.

Standplaats

Gewone Oost-Indische kers wordt in mei, na de IJsheiligen op een warme, zonnige plek gezaaid. De bladeren zijn in de ochtend aan de randen bezaaid met glanzende dauwdruppels die op kraaltjes lijken. Het is een prachtig gezicht!

Gebruik

In de herkomstlanden worden de verse bladeren door Indianen gebruikt om wonden te behandelen. Men bereidt er ook thee van tegen verkoudheid, ademhaling – en menstruatieproblemen.
De plant wordt ook gebruikt in de Ayurvedische (oud-Indiaanse) geneeskunde.
Bij ons wordt de plant vooral als sierplant en in de keuken gebruikt. Bloem, bladeren en jonge, groene vruchten zijn geschikt om met sla te vermengen en gerechten te decoreren. Erg lekker met een beetje geraspte mierikswortel. De plant heeft 10 keer zo veel vitamine C dan sla.
De Oost-Indische kers remt ontstekingen en werkt antibacterieel. Het is een plantaardig antibioticum.
Je kunt de rijpe vruchten vermalen en met andere kruiden als een soort peper vermengen.
Hij houdt ook slakken op een afstand.

Soorten

Er zijn twee soorten Oost-Indische kers, compact groeiende en rankende variëteiten. De eerste zijn geschikt voor kleine tuinen en balkonbakken.

Tropaeolum pentaphyllum is een rijk bloeiende soort met vijfdelige bladeren en fel gekleurde oranjeroze bloemen. Ondergronds vormt de plant langwerpige knollen. Deze kun je aan het eind van het seizoen uitgraven en vorstvrij in vochtige turfmolm bewaren. Je kunt ze het in het jaar daarop in mei uitplanten. Maar zaaien is misschien gemakkelijker.

De bloemen van Tropaeolum speciosum zijn buisvormig en fel rood. De plant komt uit Chili. Hij houdt van schaduw aan zijn voet en is dus geschikt om onderaan een heester of conifeer te planten. Hij vormt verdikte wortelstokken die de neiging hebben om door de tuin te ´wandelen´. Om hem te behouden zou je hem tijdens de winter met bladeren af kunnen dekken.

Cultivars: Tropaeolum ´Empress of India´ heeft prachtige rode, ´Whirlybird´ zalmkleurige bloemen. ´Peach Melba´ bloeit wit, ´Butter Cream´ crèmekleurig met dubbele bloemen. ´Alaska´ heeft bonte bladeren.

Tenslotte is er nog de rankende kanaries, Tropaeolum peregrinum, met felgele, kleine bloemen en ingesneden bladeren.

Recepten

Een gezonde, pittige zomersnack:

Pluk een bloem en verpak daarin een stuk pittige kaas (Roquefort of Danish Blue), enkele rozijnen en walnoten. Houd het geheel bij elkaar met een prikker.
Gehakte bladeren kun je aan mayonaise en dressings toevoegen.
De onrijpe, groene vruchtjes kun je als kappertjes zuur inleggen.

Smakelijk !

Bron Brigit Kahlert 2006, bewerking Rudi Van Overloop 2008.