Deze aangelegde bordertuin is zeker vatbaar voor verbetering. Toch kunnen we hier een paar goede punten noteren. Algemeen vind ik de beplanting te stijfjes. Vooral de rechterzijde is saai.
Hier had ik liever wat meer speelsheid gezien met bijvoorbeeld sierlijke en bewegende siergrassen (Miscanthus) of de lagere Pennisetum.
* De opbouw is goed gestructureerd, met duidelijke vormen met voldoende afwisseling
* De gele iep fungeert als architectonische blikvanger
* Goede horizontale lijnen met klimop
* Verticale lijnen door de verhoogde bakken zelf en de hagen op de achtergrond
* Door het toepassen van verspringende vakken ontstaat spanning en afwisseling
* Omdat de vormen verschillend verspringen is dit gedeelte niet symmetrisch, wat
hier een goede keuze is. Een symmetrische opbouw had er maar saai en koel uitgezien
* De bestrating is goed gekozen met een warme kleur die goed aansluit met de zomerbloeiende toortsen
* Door het toepassen van verhoogde bakken gaat deze kleine tuin groter lijken dan hij in werkelijkheid is, en geven ze de tuin een ietwat geborgen gevoel
* Het slingerende pad dat naar de hoofdweg leidt, verhoogt het vergrotende effect
Beplanting
Klik op afbeelding voor een vergrote weergave |
Verklaring van enkele symbolen
1. Lavendel – Lavandula angustifolia ´Munstead´ – De cultivar ´Munstead´ is inheems in Zuid-Europa en Noord-Afrika en behoort tot de lagere lavendel cultivars. ´Munstead´ is compact van vorm maar breedgroeiend. Bloemen blauw tot lavendelblauw, van juli tot augustus. De bladeren zijn typisch lavendelachtig grijsgroen, aromatisch en wintergroen. ´Munstead´ behoort tot de Lavandula angustifolia, de ouderwetse Engelse lavendel die uit Zuid-Europa stamt, en kan beschouwd worden als een dwergvorm van de soort. De uitgesproken geur en de blauwe bloemen zijn meer dan voldoende reden om lavendel in de tuin aan te planten. De plant is ook geschikt als bodembedekker, bijvoorbeeld tussen rozen, maar ook als haagje, alleenstaand of als groepsplant in de rotstuin. Ook als afbakening van bedden in de groentetuin wordt hij gebruikt.
2. Gele en witte toorts – Verbascum chaixii ´Album´ en Verbascum chaixii. Een soort uit het zuiden van Europa die lang genoeg leeft om pollen te vormen. Hij bloeit in de zomer met bloemen aan 1 m lange stengels. Toortsen zijn geheel winterhard tot vorstbestendig, maar verdragen geen winterse nattigheid. Plant alle soorten in goed doorlatende grond op een open, zonnige plaats, al verdragen ze ook wel schaduw. In voorjaar of nazomer vermeerderen uit zaad, of in de winter door deling. Sommige soorten zaaien zichzelf uit.
3. Fraaie vrouwenmantel – Alchemilla mollis – Een gemakkelijke meerjarige vaste plant met tot 10 cm grote, ornamentale, grijsgroene bladeren met een zijdeachtig oppervlak, waarop ´s morgens de dauwdruppels sfeervol glinsteren. Zijn groengele, geurende pluimen komen begin juni te voorschijn en blijven ver tot in juli zitten. Vaak is er een redelijke nabloei. Alchemilla mollis is inheems in Noord-Griekenland en de Oost-Karpaten in Roemenië en West-Rusland, zuidelijk tot Kaukasus, Noord-Turkije, Armenië en Noord-Iran. Groeit langs beken in weiden en in sparren- en beukenbossen.
6. Japans sierriet – Miscanthus floridulus – Een bladverliezend siergras (eigenlijk een rietsoort) die 2,5 tot 3 meter hoog groeit, afhankelijk van de bodem en de vochtigheid, en tot 1,2 meter breed. Hij is bijzonder populair in Noord-Amerika en de hoogst groeiende Miscanthus soort binnen dit geslacht. Jaarlijks sterven de bovengrondse delen af om elk voorjaar opnieuw weer uit te
groeien tot gracieuze planten in de tuin. In de nazomer (augustus-september) verschijnen er soms aantrekkelijke donsachtige pluimen van zilverachtige groene aren. Hoe warmer de zomer hoe rijker ze bloeien. In te koude zomers bloeien ze vaak niet.
7. Bodembedekkende grootbladige klimop Hedera
helix Hibernica
8. Goudiep – Ulmus hollandica ´Wredei´ –
Nog vaak in de literatuur terug te vinden onder Ulmus carpinifolia ´Wredei´. Deze gele iep is een kleine zuilvormige boom met opvallende geel-groene ovale bladeren. De iep is goed te herkennen aan de scheve bladvoet. Een winterkale
boom heeft kale twijgen en knoppen. Op jeugdige leeftijd groeit de gele olm weliswaar smal opgaand, bijna piramidaalvormig, maar op latere leeftijd hebben ze de neiging met een brede ´buikvorm´ uit te groeien. U kan dat bijsturen door regelmatig te snoeien.