Muurplanten in Amsterdam staan al lange tijd in de belangstelling. Ze zijn vooral te vinden op grachtkanten en kademuren in het (voormalige) havengebied. Het voorkomen van muurplanten wordt nauwlettend gevolgd door de Werk- en Adviesgroep Muurplanten van Ton Denters. Die heeft de stad al meerdere keren integraal onderzocht, en op grond daarvan heeft men een goed beeld kunnen vormen van de verspreiding van de varensoorten in de stad.
Steenbreekvaren komt vooral voor op kademuren van basaltsteen die in het woongebied grotendeels werden ontzien. In de grachtengordel komt de varen zeldzaam voor, maar er zijn wel groeiplaatsen langs de Weteringschans, op de sluizen in de Amstel en in Oud-West Amsterdam. Een bekende groeiplaats van steenbreekvaren op het Weteringsluisje aan de Weteringschans houdt er al 50 jaar stand! Er is een grote toename vastgesteld van zwartsteelvaren en schubvaren doordat verschillende groeiplaatsen bij het beheer van de kades worden ontzien. Er is echter ook negatief nieuws: anders dan vroeger bestaan de moderne grachtkanten grotendeels uit
beton, met een enkele laag baksteen. Voor muurvarens is dit ongeschikt.
De 5 belangrijkste voorkomende varensoorten in Amsterdam zijn de zachte naaldvaren, de blaasvaren, de schubvaren, de
steenbreekvaren en de tongvaren, die sinds 1991 beschermd zijn door de Flora- en Faunawet!
Asplenium scolopendrium of tongvaren, breidt zich langzaam uit door middel van korte wortelstokken. Deze in Noord-Amerika, Europa en Azië voorkomende soort
is de soort die in koelere klimaten het vaakst wordt aangeplant. De ongeveerde, goudgroene, leerachtige bladeren vormen met elkaar een soort trechter. De sporendragende bladeren vormen dikke, bruine strepen aan de onderkant. De varens zijn bestand tegen kalkhoudende grond, maar hebben beschutting nodig tegen de winterzon om de bladeren groen te houden. |
|
|
Asplenium trichomanes of
steenbreekvaren is een groenblijvende of semi-groenblijvende varen met donkergroen, geveerd blad van maar 10-20 cm lang. De Asplenium trichomanes groeit vooral op kalkgesteente (en kalkrijke gronden). |
Cystopteris fragilis of blaasvaren, dankt zijn naam aan de blaasvormige dekvliesjes waarmee de onrijpe sporenhoopjes bedekt zijn. Het is een kleine varen die
zeldzaam in België en Nederland voorkomt. De niet-wintergroene bladeren staan in een bundel bij elkaar, de steel korter dan de bladschijf. De bladsteel is groen tot lichtbruin, dun en breekbaar. Het blad is lichtgroen, langgerekt driehoekig tot ovaal en drievoudig gedeeld. De deelblaadjes zijn fijn en kort, de onderste meestal iets korter dan de andere. |
|
Dryopteris affinis of goudschubvaren (schildvaren), is een winterharde varen die nette, opgerichte bundels van bladeren vormt tot 1,2 m hoog. De nieuwe bladeren
zijn dankzij de goudgele schubben langs de hoofdnerf goudgeel van kleur. Hij hoort thuis in Europa en Azië en heeft aan de wieg gestaan van vele uitbundige vormen met gekrulde, gedraaide, bandvormige en gepluimde veren. |
|
Polystichum setiferum of zachte naaldvaren, is een grote varen die thuishoort in de vochtige bossen en laagtes, van Europa, heeft heldergroene, zachte dubbelgeveerde
bladeren tot 1,2 m lang. Inheems in Nederland en beschermd! De centrale knop en bladstelen zijn dichtbezet met grote bruine schubben. Deze gemakkelijke plant wordt graag in varenkassen en tuinen gebruikt. |
Bron: Floronnieuws –
http://www.floron.nl
TK-Plantengids –
www.tkplantengids.com