Tuinonderhoud

Bacterievuur is een wereldwijd verspreid probleem. Nog altijd is de ziekte niet overwonnen. Aan de chemische bestrijding kleven grote bezwaren. Een gedeeltelijke biologische bestrijding is mogelijk. Bacterievuur, veroorzaakt door de bacterie Erwinia amylovora, bedreigt de fruitteelt (peren- en appelaanplantingen) en de boomkwekerijen, parken, tuinen, plantsoenen, natuur en landschap. Bacterievuur kent verschillende waardplanten:


Peren- en appelbomen kunnen aangetast worden door het bacterievuur. Appelbomen zijn wel minder gevoelig dan perenbomen. Daarnaast kunnen ook de dwergmispel (Cotoneaster), de meidoorn (Crataegus), de vuurdoorn (Pyracantha), de lijsterbes (Sorbus), het krentenboompje (Amelanchier), rozen (Rosa), spierstruik (Spiraea), kweepeer (Cydonia) en Stranvaesia aangetast worden.

De naam "bacterievuur" wijst reeds op het karakteristieke van de ziekte. Dit is het bruinzwart verkleuren, verdorren en verschrompelen van bloesems, bladeren en twijgen: alsof ze door vuur verschroeid werden.

In de lente verwelken, verschrompelen en verdorren de bloesems. Jonge vruchtjes verkleuren zwart en drogen in.

In de zomer zijn het de bladeren die verwelken, vaalgroen, later roodbruin tot zwart verkleuren en slap hangen aan de twijgen. De top van de zieke twijg krult naar binnen en verdort. Witte tot geelwitte slijmdruppels verschijnen op de zieke twijgen. Ziek twijgweefsel is waterachtig en voelt kleverig aan. Bij aansnijden van de grotere takken wordt een roodbruine gevlamde verkleuring van de bast zichtbaar.

In de herfst is het zieke schorsweefsel van de grotere takken en de stam roodbruin tot donkerpaars verkleurd. In de winter hangen verdroogde bladeren en vruchtjes aan verdorde twijgen. Op de grotere takken en stam zijn de overwinteringskankers zichtbaar.

De bestrijding van bacterieziekten van planten heeft minder succes dan de bestrijding van schimmelziekten. Bacterievuur is niet met één enkele maatregel te bedwingen. De ziekte moet met alle beschikbare middelen te lijf gegaan worden. Slaat bacterievuur toe op het fruitbedrijf, in de boomkwekerij, in de tuin of in de natuur, dan moet alle moeite gedaan worden om de ziekte uit te roeien. Daartoe dienen de ziektehaarden opgeruimd te worden door de zieke plantedelen weg te snoeien, desnoods door de ziektehaard tegen de grond af te zetten of te rooien.

Zieke plantedelen dienen onmiddellijk tot minstens 30 cm onder de zichtbare aantasting weggemaaid te worden.

Grotere snoeiwonden worden best met een koperhoudende pasta afgedekt. Gereedschap moet tevens na elke beurt met brandalcohol of bleekwater worden ontsmet. Het weggesnoeide of gerooide hout wordt best verbrand. Bij transport moet men er wel opletten de gezonde bomen of struiken niet te beschadigen.

Bijzondere aandacht is nodig voor het onderhoud van de meidoorn en de dwergmispel.

In de besmette meidoornhagen moeten alle zieke delen onmiddellijk tegen de grond worden afgezet.
De overblijvende haag moet tussen 1 november en 1 maart gesnoeid worden.
De snoei van gezonde hagen kan best gebeuren intussen 1 november en 1 maart, want snoeien tijdens het groeiseizoen zou het infectierisico enorm verhogen: er worden immers talrijke wonden gemaakt die ideale toegangspoorten voor de ziekte zijn.

Men mag besmette bomen of struiken niet laten staan. Genezen doen ze niet meer en ze zorgen ervoor dat de ziekte zich in de omgeving in stand kan houden.
Genezing van de ziekte met chemische middelen is niet mogelijk. Met de beschikbare middelen kan alleen een beschermende werking gewaarborgd worden.

De rechtstreekse bestrijding van het bacterievuur bestaat vooral in de verplichting elke ziektehaard te behandelen. De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de eigenaar, de huurder of de gebruiker van grond waarop besmette waardplanten voorkomen. Hiermee worden zowel particuliere als plaatselijke overheden bedoeld. Zij moeten zelf onmiddellijk overgaan tot het behandelen van de besmette planten door de zieke delen eruit te snoeien, desnoods door de plant te rooien.