Bij de nieuwe substraten die in de tuinbouw worden gebruikt, speelt turf een belangrijke rol. Nu is het begrip turf natuurlijk nogal veelomvattend en we zullen trachten in het volgende uiteen te zetten wat men onder de begrippen turf en turfsubstraten moet verstaan. Turf is een product dat afkomstig is van veen. Nu is het begrip “veen” natuurlijk ook weer een verzamelnaam.
Hoogveen
Men kent hoogveen en laagveen en ook het zogenaamde overgangsveen. De turf, afkomstig van het laagveen, is voor de tuinbouw van geen betekenis. De structuur is slecht en de chemische samenstelling van laagveenturf is dikwijls zeer verschillend. Ook overgangsveen levert een turf die door zijn samenstelling en structuur in de regel voor gebruik als tuingrond volkomen ongeschikt is. Anders is het gesteld met hoogveen. Voor een belangrijk deel is dit opgebouwd uit Sphagnum, wollegras (Eriophorum), heidesoorten (Ericaceae), kraaiheide (Empetrum) en Carex-soorten.
Eén van de belangrijkste hoogveenvormers is het Sphagnum. Door de typische structuur is deze mossoort in staat veel water op te zuigen en vast te houden.
Bij nauwkeurige beschouwing kan men bij hoogveen twee lagen duidelijk onderscheiden:
1. het zwartveen: de onderste en dus tevens de oudste laag, die een donkere kleur heeft en het sterkst verteerd is. Van de fijne structuur van het Sphagnum is bij deze laag niets meer over. Vroeger werd dit veen gebruikt voor het maken van harde turf.
2. het bolsterveen (Duits: Weisztorf): een betrekkelijk weinig verteerde veenlaag, lichtbruin van kleur, waaruit vroeger de lange aanmaakturf werd gemaakt: het heeft een nog duidelijk vezelige structuur en het is de veenlaag die algemeen voor het maken van turfmolm bestemd is.
Tussen het zwartveen en het lichtbruine bolsterveen bevindt zich de zogenaamde grenslaag van Weber) die zich soms duidelijk aftekent. Deze grenslaag is ontstaan uit veenmos, wollegras, enz. warbij afwijkende klimatologische en biologische factoren een rol hebben gespeeld.
In onze streken is een groot gedeelte van het bolsterveen verdwenen, het is in de loop der eeuwen tot turf gemaakt en in latere tijden ook veel verwerkt tot turfmolm. De dieper liggende laag zwartveen komt echter (vooral in Oost-Drente) nog veel voor. Het is begrijpelijk dat, aangezien de klimatologische omstandigheden ten tijde van de veenvorming niet altijd gelijk waren, de samenstelling van het veen ook niet overal gelijk is. Wanneer men spreekt over turfmolm dan kan men daarbij wel een bepaald beeld hebben van het betreffende product, maar van de waarde ervan zegt dit niets.
Het begrip “turfmolm” dekt niet een product van bepaalde, vaste samenstelling. Zo is het ook gesteld met het zwartveen. Lang niet alle zwartveen is van gelijke samenstelling en lang niet alle zwartveen is daardoor voor gebruik in de tuinbouw geschikt. Vroeger gold zwartveen als onbruikbaar voor planten doordat het, wanneer het eenmaal uitdroogt, zeer hard wordt en bijna geen water meer wil opnemen. Het is echter gebleken dat, wanneer zwartveen gedurende de winter goed doorvriest, het uiteenvalt in een rulle massa die goed waterhoudend is.
Voor de tuinbouwer is het natuurlijk wenselijk dat hij op de hoogte is van de aard en samenstelling van het turfproduct dat hij koopt. Er is het uiterlijk waarneembare verschil tussen tuinturf en turfmolm.
De belangrijkste eigenschappen van turf
a. Alle turf is steeds zeer zuur: de ´Weisztorf´ uit Noordwest-Duitsland heeft een pH van 3.5, tuinturf uit Schoonebeek heeft een pH van 3.7. Als zodanig kan het dus vrijwel nooit gebruikt worden. Steeds zal er CaC03 (koolzure kalk) aan moeten worden toegevoegd teneinde de pH te verhogen. Voor de meeste teelten is een toevoeging van 3 gram CaCO3 (of 1,5 g CaO) per liter turf voldoende om de pH op een redelijk niveau te brengen. Alleen Ericaceeën vragen geen toevoeging van CaC03.
b. Het humusgehalte is zeer hoog, daar de droge stof van de turf voor meer dan 90 % uit organische verbindingen bestaat. Bovendien is deze humus zeer stabiel. De samenstelling verandert, ook bij langdurig gebruik, vrijwel niet.
c. Turf bevat vrijwel geen voor de plant opneembare elementen terwijl ook de micro-elementen vrijwel geheel ontbreken: men heeft bijv. kopergebrek bij azalea´s gevonden die in turfsubstraat werden opgekweekt. Voor het uitvoeren van een doelmatige bemesting is het natuurlijk van veel betekenis dat het substraat niets bevat: men kan dan de hoeveelheden voedingsstoffen precies afstemmen op de behoefte van de betreffende plantensoort.
d. Turf bezit een groot poriënvolume waardoor er zelfs bij zeer nat gemaakte turf, toch nog altijd een goede verhouding tussen de lucht en de watercapaciteit van de grond is. De kleine poriën blijven steeds met lucht gevuld en de grotere kunnen zich met water vullen. Turf kan tot tien maal zijn gewicht aan water opnemen en daarbij toch nog steeds minstens 40 % lucht behouden, hetgeen voor een goede ontwikkeling van de planten van grote betekenis is.
e. Turfsubstraten kunnen van zeer grof tot zeer fijn zijn. Onderzoeken hebben aangetoond dat de korrelgrootte van het turfsubstraat (natuurlijk binnen redelijke grenzen) vrijwel geen invloed heeft op de ontwikkeling van de erin opgekweekte planten: het ging hierbij om proeven met deeltjes-grootte van 1-5 mm, 1-15 mm en 1-30 mm.
f. Zuivere turf bevat geen onkruidzaden of ziektekiemen en behoeft voor het gebruik dus niet gestoomd te worden. Turf kan in zuivere toestand voor planten worden gebruikt, maar het kan ook met andere bodembestanddelen worden gemengd.
Einheitserde
In Duitsland wordt veel zgn. Einheitserde gebruikt. Dit is een mengsel van circa 50 % voedingsarme turf en 50 % klei. Het geheel wordt in een speciale machine goed gemengd zodat de grond er als een korrelige, poreuze massa uit tevoorschijn komt.
Evenals zuivere turf heeft natuurlijk ook deze Einheitserde een groot bufferend vermogen en heeft het verder de eigenschap veel water te kunnen vasthouden, waarbij toch ook de luchtcapaciteit steeds zeer groot is.
Vanzelfsprekend is ook de Einheitserde arm aan plantenvoedsel. In de fabriek worden er echter alle benodigde voedingselementen aan toegevoegd, zodat het grondsubstraat direct voor het gebruik gereed is. Al naar gelang de hoeveelheid en de samenstelling der toegevoegde meststoffen kunnen we verschillende typen Einheitserde onderscheiden: de P-Erde de T-Erde en de Einheitserde ED. Ook de Torfkultursubstraten TKS behoren hiertoe.
De pH van deze substraten is tamelijk laag, maar kan door toevoeging van koolzure kalk natuurlijk worden verhoogd. Door het grote bufferende vermogen verandert de pH tijdens de cultuur vrijwel niet, ook al giet men bijvoorbeeld met kalkrijk water. Dit kan voor Ericaceeën en andere zuurminnende planten natuurlijk zeer belangrijk zijn.
Door het grote absorberende vermogen zullen deze media bovendien weinig last hebben van uitspoelen van voedingszouten, zodat men reeds voor het begin van de teelt een volledige bemesting kan toedienen. Volgens onderzoek is het mogelijk vrijwel alle siergewassen in turf te kweken.
De overige substraten
Behalve de hiervoor genoemde substraten zijn er nog andere die in de tuinbouw een rol zijn gaan spelen, voor een deel als stekmedia, voor een deel als bodemverbeteringsmiddel. Enkele zijn zuiver kunstmatig:
Perlite
Bij het stekken wordt tegenwoordig vrij vaak perlite gebruikt, hetzij in zuivere toestand, hetzij gemengd met turfmolm. Het is een vulkanisch gesteente dat kristalwater bevat. De stof wordt tot 1200 °C verhit waardoor het water verdampt. Door deze verdamping (volumevergroting) valt het gesteente in poreuze korrels uiteen. Volgens de Deutsche Perlite Gesellschaft komt het gesteente voor in het Middellandse Zeegebied, in Hongarije en in enkele Scandinavische landen.
Perlite, zoals het na de bewerking in de fabriek in de handel komt, is een grijswit, korrelig product met microscopisch fijne poriën en een korrelgrootte van 1-4 mm. Het weegt circa 155 gram per liter en is dus ongeveer tien maal zo licht als scherp zand. Vandaar het grote voordeel bij gebruik op stekbedrijven vanwaar bewortelde stekken per vliegtuig moeten worden geëxporteerd.
Door de verhitting tot meer dan 100°C is perlite steriel. Door zijn gunstige structuur is het water- en luchthoudend vermogen zeer goed. De bovenlaag droogt in het stektablet echter gemakkelijk uit. Bij de watervoorziening van stekken zal men hier rekening mee moeten houden. Gebleken is dat perlite goede resultaten geeft wanneer er onder waternevel gestekt wordt. Ook bij onderbevloeiing van het stektablet zal perlite gunstig werken op de beworteling. In sommige gevallen zal een mengsel perlite met scherp zand betere resultaten geven dan perlite alleen.
Vermiculite
Vermiculite is een mineraal van mica-achtige oorsprong, dat in grote hoeveelheden gevonden wordt in Zuid-Afrika. Indien men dit mineraal gaat verhitten tot ongeveer 1000°C, zet het uit en valt uiteen in een buitengewoon lichte en poreuze stof, zodat het product zich als een sponsachtige substantie voordoet.
Hoewel het aanvankelijk uitsluitend als isolatiemateriaal werd gebruikt (tegen vuur en geluid), heeft het ook betekenis gekregen als materiaal dat tezamen met teelaarde kan worden gebruikt. Het heeft chemisch weinig affiniteit, rot niet, is reukloos en kan vele malen zijn eigen gewicht aan water opnemen, waarbij het, tengevolge van zijn sponsachtige structuur, toch nog voldoende lucht bezit noodzakelijk voor een goede groei van plantenwortels. Het heeft toepassing gekregen als stekmedium en bij kieming van zaden (heeft het voordeel van volkomen steriliteit), terwijl het soms gebruikt wordt bij watercultures.
Schuimplastic
De laatste jaren zijn er enkele schuimplasticpreparaten in de handel gebracht die als kunstmatig substraat of als bodemverbeteringsmiddel kunnen worden gebruikt. Zo komt uit Amerika een product dat rondom de wortels van de planten wordt gegoten. Na verharding vormt zich dan een klomp schuimplastic die vast aan de wortel zit. Aan de oplossing van dit schuimplastic worden voedingsstoffen en eventueel bestrijdingsmiddelen toegevoegd.
Styromull
De Duitse B.A.S.F. heeft de schuimstof Styropor in de handel gebracht. De grondstof hiervoor is het polystyrol, een kunststof die noch door vocht, noch door schimmel of chemicaliën wordt aangetast. Uit dit polystyrol heeft men de schuimplastic Styropor gemaakt, een product dat in platen wordt vervaardigd en voor ongeveer 98 % uit lucht bestaat. Het gewicht is natuurlijk. zeer gering, circa 25 kg per m3. Het wordt als isolatiemateriaal gebruikt.
Het styromull bestaat uit een mengsel van vlokken styropor van verschillende grootte. Vlokken ter grootte van 4-12 mm worden als bodemverbeteringsmiddel gebruikt. Styromull-vlokken ondergaan geen verandering, hebben een groot gehalte aan lucht, waardoor de luchtcapaciteit van de bodem, ook al wordt er veel gegoten, toch goed blijft, terwijl de bodemstructuur behouden blijft. Bovendien nemen de styromullvlokken gemakkelijk de zonnewarmte op, zodat de bodemtemperatuur wat hoger wordt. Het is niet alleen met gunstig gevolg gebruikt bij kasculturen, maar ook bij buitenteelten.