In dit deel komen de gespecialiseerde snoeitechnieken voor loofbomen aan bod, aan de hand van de theorie, én een praktijkvoorbeeld. Ik heb u kennis laten laten maken met bonsai. Gezien de reacties, en het aantal mensen dat doorklikte naar mijn eigen site, viel die kennismaking in goede aarde. Veel leuker dan de kamerbonsai, in mijn optiek, zijn de ´gewone´ bonsai: die bomen die u het hele jaar buiten kunt houden. Ook deze zijn kant en klaar te koop bij gespecialiseerde kwekerijen. Behalve dat de prijzen van kant-en-klare bonsai erg hoog zijn (reken voor kleine maatjes al minimaal 50 Euro), is het een niet erg uitdagende hobby: iets in leven houden wat een ander gecreëerd heeft. Daarom wil ik u een korte cursus aanbieden:
Hoe maak ik mijn eigen bonsai?
Tja… hoe maakt men een bonsai?
Veel mensen kijken zeer vragend naar exemplaren van beuken, eiken, dennen, iepen en andere inheemse boomsoorten die, geheel volgroeid, en met een volwassen stam toch slechts een hoogte hebben bereikt van 10 centimeter tot minder dan een meter. ´Hoe heeft-ie dat geflikt?´, zie je ze denken. De vraag wordt meestal beantwoord met de volgende constateringen. ´Hij zal wel slecht behandeld worden.´ en ´In zo´n klein potje is het geen wonder dat hij zo klein blijft!´. Beide constateringen kloppen niet. Bonsai worden gevormd en klein gehouden door zeer gerichte snoei. Natuurlijk, er zijn meer technieken, maar die worden pas in het volgende artikel behandeld.
Snoeien
Eerst een beetje theorie. Bomen beginnen uiteraard als zaailing. De meeste bomen vormen vervolgens vanuit de zaailing één lange penwortel. Wanneer de zaailing verankerd is gaat de boom vervolgens volgens zijn natuurlijke habitat groeien. Dat wil zeggen dat een boom, wanneer hij vrijuit mag groeien de voor zijn soort specifieke vorm gaat aannemen. Dat doen ze in twee perioden. Eerst komen bomen in hun juveniele fase. In deze fase vormt de boom een spil (stam) Vervolgens worden enkele hoofdtakken gevormd. Wanneer de boom dit bereikt heeft, wordt de boom ´volwassen´. Het takkengestel wordt uitgebreid met fijne twijgen en de stam krijgt zijn soort-specifieke bast. Het wortelgestel volgt dezelfde opbouw. Bonsai moeten uiteindelijk dezelfde vorm krijgen als een volwassen boom, maar zijn vaak (zeker als u ze zelf kweekt) nog juveniel. De volwassen vorm moet dus gedwongen gerealiseerd worden door de natuurlijke habitat in het klein te kopiëren! Hoe dat moet leg ik uit aan de hand van een praktijkvoorbeeld.
De makkelijkste bonsai-stijl die bereikt kan worden met deze methode van alleen-snoeien-en-groeien (de cut-and-growth methode) is de bezemstijl, of zoals de Japanners het noemen, de hokidachi stijl. De foto laat zo´n ´bezemstijl´ zien. Dit is een zelkova serrata van 80 jaar oud, met een hoogte van 95 centimeter en deel van de beroemde Kyuda-en collectie.
Dan nu de praktijk. Neem, voor het zelf vormen van zo´n bezemstijl, een soort die van nature deze vorm aanneemt.
Geschikte soorten zijn:
- Ulmus x hollandica, of elke andere iep of Zelkova serrata (zeer geschikt)
- Crataegus monogyna, of elke andere meidoorn (let op: heeft vaak last van meeldauw)
- Acer campestre of Acer buergeanum, Spaanse aak en drietand esdoorn (let op: Acer campestre heeft vaak last van meeldauw)
- Carpinus betulus, de haagbeuk (voor een prikje te koop, vaak per 10 stuks, in het tuincentum als ´haagplant´)
- Fagus sylvatica, de beuk (idem. Let op: iets minder geschikt voor bezem wegens er ´koppige en eigenwijze´ groeiwijze)
Begin liefst niet met een zaailing (die hebben nog erg weinig groeikracht) maar met een drie of vierjarig exemplaar. Tip: in de vroege lente krijgen tuincentra net opgepotte bomen binnen van deze leeftijd met een zeer compacte wortelkluit. Maar wild opgeschoten zaailingen van een paar jaar oud uit uw tuin zijn uiteraard net zo goed, en veel goedkoper Jaar 1 (zie 1 in illustraties)
Snoei in het vroege voorjaar, voor de knoppen beginnen te zwellen (afhankelijk van de soort eind februari tot eind maart) de boom af op een hoogte van ongeveer 15 centimeter boven de grond. (Zie ´rode streepje´ in illustratie) Dit vraagt om wat lef! Vindt u dit nou zonde, marcotteer dan eerst het jaar ervoor deel B om er een nieuwe plant van te maken. Snoei direct de penwortel weg. De verankering heeft de boom nu toch niet meer nodig. Het wegsnoeien van de wortels kan zeer rigoureus (u heeft de bovenkant immers ook zeer hard teruggesnoeid), maar zorg dat er een aardige hoeveelheid haarwortel overblijft. Deze wortels zorgen voor de opname van voedsel en water uit de grond. Plant de boom in de vollegrond, of in een ruime pot. De boom krijgt nu een harde klap en loopt later uit als zijn ongesnoeide soortgenoten. Reserves in de boom gaan uiteindelijk nieuwe knoppen aanmaken. Vervolgens loopt de boom uit. Laat nu alle groei zitten. De nieuwe blaadjes zorgen voor nieuwe energie die voornamelijk wordt gebruikt om de wortelkluit te repareren. Afblijven dus. De boom heeft dit jaar enorme hoeveelheden stikstof nodig. Koeienmest zorgt voor die behoefte. Jaar 2 (zie 2, in illustratie)
De dikke takken die de boom gevormd heeft, worden de hoofdtakken van de bonsai. Kies in het vroege voorjaar de twee of drie mooiste uit. Snoei de rest weg (tak B uit de illustratie). Snoei nu de hoofdtakken (A) op een hoogte die in verhouding staat met de hoofdstam. Bij de bovenste foto in dit artikel kunt u zien dat die hoofdtakken kort zijn gelaten, in de onderste foto van dit artikel zijn ze langer gelaten. Vervolgens moet ook de wortelkluit er weer aan geloven. Snoei de dikste wortels weg. Er kan, in verhouding, weer net zowel van de wortelkluit weg als er boven de grond gesnoeid is. Laat wederom haarwortels zitten. Ook nu begint de boom weer wat later dan gebruikelijk uit te lopen. Laat alleen de uitgroei op de hoofdstakken zitten en verwijder dus takken die uit de stam, of zelfs de grond komen. De hoofdtakken moeten nu niet het hele jaar doorgroeien, anders worden ze te dik. Snoei de nieuwe uitloop op de hoofdtak liefst na de langste dag terug tot op een paar sporen. De uitloop daarna niet snoeien. U kunt ze ook vóór de langste dag snoeien, maar dan wordt de nieuwe uitgroei veel langer. Jaar 3 (zie 3, in illustratie)
Wederom haalt u de boom in het vroege voorjaar de grond uit. U zult zien dat niet alleen de takken steeds fijner worden, maar ook de wortels. De ´truuk´ van het misleiden van de boom begint te lukken! Hij begint ´volwassen´ groei aan te nemen. Snoei de wortelkluit al met het oog op zo´n klein bonsaibakje. De takken moeten zo gesnoeid worden dat er geen kruisende takken blijven zitten. Ook in ´echte´ bomen zitten zelden kruisende takken, simpelweg omdat altijd één van beide te weinig lucht en ruimte krijgt en afsterft. Jaar 4 (zie 4, in illustratie)
De boom kan dit voorjaar in een bonsaipotje. Snoeien gaat vanaf nu nog op de volgende wijze. Laat nieuwe takken uitgroeien tot de tak ongeveer 6-10 blaadjes heeft gevormd. Op dat moment zijn de cellen in de tak nog behoorlijk onderontwikkeld, en zullen bij snoei nog kleinere zijtakjes vormen. De tak is echter al wel zo ver ontwikkeld dat hij niet indroogd. Moeten bepaalde takken dikker worden, laat dan de uitgroei op die takken wél langer worden dan 6-10 blaadjes. Er gaat relatief meer energie naar deze takken. Wanneer u deze snoeit, zal uitgroei op deze takken dus ook weer forser zijn. Wanneer u dit elk jaar volhoudt, kan de boom nog decennia ouder worden. Elk jaar worden de snoeiplekken kleiner, en de boom overtuigender.
Nu zullen er nogal wat mensen denken, kan dat vormen van zo´n bonsai boompje niet sneller. Het antwoord is ´ja´. Coniferen kunnen veel sneller tot geloofwaardige bonsai worden gevormd, maar dit vereist hele andere technieken dan alleen snoei. In het volgende artikel komen deze technieken aan bod. Daarna volgt een praktijkvoorbeeld. Het maken van bonsai van loofbomen is altijd een meerjarenplan. Maar geduld wordt vaak beloond, zeker wanneer het gaat om bonsai.
Bronnen
http://www.tengu-bonsai.nl/Frame%20Define-n.htm
Foto 1: Bonsai, door S.M Bachenheimer e.a, uitgeverij Terra Lannoo, ISBN 90 6255 566.7
Illustratie: Mijn illustratie
Foto 2: Het praktische bonsaiboek, door H. Donkel (ned. Bewerking), Groen boekerij, ISBN 90 210 0158 6