Tuinaanleg

In borders prefereer ik planten die van zichzelf voldoende stevigheid hebben om zich zonder al te veel staak- en steunwerk staande te houden. Ze zijn behoorlijk ziekteresistent aangezien ook de cultivars in hun evolutie nog kort bij hun natuurlijke voorouders aanleunen. Dit laatste kenmerk heeft als bijkomend voordeel dat ze in tegenstelling tot de meer gecultiveerde hybriden relatief meer blad dan bloem hebben, waardoor hun vorm geaccentueerd wordt en ongelukkig opdringerige kleurcontrasten vermeden.



De keuze van de borderplanten wordt in belangrijke mate bepaald door hun vorm, structuur en textuur (de structuur van het bladweefsel). Hiermee bedoel ik dat ik hun individuele architectuur liefst krachtig zie, in harmonie of juist contrasterend met deze van hun buren. Kleurschakeringen blijven uiteraard ook belangrijk, maar zijn zeker niet allesbepalend. De Britse plantenvrouw Beth Chatto gaat er zelfs van uit dat als men weet welke planten het best op een bepaalde plaats staan, de gepaste kleur zichzelf aandient. Heeft de plantencombinatie nog iets te vertellen wanneer ik er een wit-zwart opname zou van maken?

De plantengroepen bestaan meestal uit vrij grote aantallen van dezelfde soort (bv. 25 Echinacea´s en 30 Heleniums) en zijn niet strak gescheiden van elkaar: ze lopen in elkaar over. Verder is de plantenkeuze bepaald door hun winterhardheid. Er wordt dus gewerkt met planten die ´s winters niet hoeven te worden ingepakt of naar binnen gesleurd. Exotische experimenten laat ik graag over aan de grenzenverleggende medemens.
Tot minstens een maand na het planten dient er voor voldoende bewatering gezorgd te worden, maar éénmaal aangeslagen, vergt deze border geen extra beregeningssysteem. Als bodembedekker wordt aanvankelijk een ongeveer 5 cm. dikke laag decoratieve boomschors gebruikt die onkruid onderdrukt en bijgevolg helpt er een onderhoudsarme border van te maken.

Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat bepaalde planten (bijvoorbeeld de polvormige grassen) om de 4-5 jaar dienen gedeeld te worden. De foto´s tonen een zeer jonge border in zijn eerste levensjaar. Hij zal in stevigheid nog een heel stuk winnen zowel in de hoogte als in de omvang van de planten. Zodoende krijgt ook onkruid van langsom minder kans te woekeren. Soms durven wel eens bepaalde borderplanten zelf in de verdrukking te raken. Zo merkte ik in een gelijksoortige border dat na enkele jaren geen spoor meer te bekennen was van de Agastache foeniculum ´Blue Fortune´ (dropplant) en de Chelone obliqua (schildpadbloem). Waren zij van zichzelf zo kortlevend of werden ze helemaal verdrongen door hun uit de kluiten gewassen buren (Eupatorium, Foeniculum vulgare, Lavatera´s)?

Links Eupatorium purpureum, daarnaast de kardoen met vruchten en rechts de venkel.

Ik zal hier de aanplanting bespreken van een langwerpig stuk border met een lengte van 25 meter op zo´n goeie 3 meter. Dit vormt één geheel met een deel dat in het verlengde hiervan ligt en nog te dicht begroeid is met de oorspronkelijke beplanting: sierappels, pruikenboom, rozen, Viburnum. Het is de bedoeling een aantal hiervan naar elders over te brengen en enkele te laten staan om deze in een later stadium aan te vullen met meerjarige planten in de stijl die hier beschreven wordt. Vervolgens maakt dit gedeelte een hoek van 90° omheen een terras. Dit is aangelegd als een prairietuin. Een aantal van de hierboven genoemde planten zijn daarin verwerkt, zij het in andere kleuren en gecombineerd met andere species. Deze twee delen zullen het onderwerp uitmaken van één of twee volgende artikels.

We beperken ons dus tot die langwerpige rechthoek. Het verwilderde gazongras werd gespoten met Roundup, een herbicide op basis van glyfosaat. Dit wordt opgenomen langs het blad en doet het onkruid verdorren. Het product wordt bacterieel afgebroken. Enkele weken nadien werd de grond bewerkt met een krachtige bakfrees.

De grond is vruchtbare leemgrond (grens met Haspengouw), maar werd behoorlijk aangelengd met ruw zand (nr. 04) om hem luchtiger te maken: hierdoor wordt de drainage verbeterd en warmt hij vlugger op.
De goede grond en ons mild klimaat maken heel wat plantencombinaties mogelijk: van grote, stevige planten tot de kleinere, compacte soorten, zoals Beth Chatto die laatste gebruikt in haar droge grindtuin.
Dit is een border met hoofdzakelijk kruidachtige soorten.

Achter de border bevindt zich een gemengde haag met hoofdzakelijk haagbeuk en meidoorn. Het is de uiteindelijke bedoeling dat binnen afzienbare tijd ook relatief laagblijvende houtige planten hier hun plaats krijgen. Daarbij wordt gedacht aan mahoniasoorten met winterbloei en prachtig verkleurende bladeren, Hydrangea aspera, Hamamelis (toverhazelaar) en Corylopsis (schijnhazelaar). Momenteel zijn er geen éénjarigen in de border verwerkt (zal natuurlijk nog gebeuren) en de bollen zijn voorlopig beperkt tot narcissen. Ik vermeldde hierboven reeds dat het een jonge border is en dus nog volop in ontwikkeling (wat uiteindelijk voor elke border van welke leeftijd dan ook het geval is). Zoals hij nu geconcipieerd is, is dit vooral een zomer- en herfstborder. Jong, maar toch reeds met heel wat “body” door de structuur van de stevige vaste planten, die er het skelet van uitmaken. Hierdoor zullen vele van hen tijdens de winter nog gedurende lange tijd overeind blijven.

De samenstelling van het geheel wordt gevormd door solitaire planten, dominante structuurplanten, volumineuze structuurplanten zoals Aster frikartii ´Mönch´, Helenium ´Rubinzwerg´, Agastache ´Blue Fortune´en grassen, vulplanten zoals de zachtgele Coreopsis verticillata ´Moonbeam´ met aan het hele andere uiteinde van de border een even boterkleurige tegenhanger: Anthemis tinctoria ´E.C. Buxton´ …., weefplanten (Knautia macedonica en Sanguisorba´s). Het komt neer op een samenspel van contrast en harmonie. Deze laatste kan bereikt worden door bepaalde plantengroepen op regelmatige afstand te herhalen, bijvoorbeeld venkel, Eupatorium purpureum, …

En deze laatste naam brengt me op die grote planten waar ik in het begin van de vorige paragraaf zo snel ben overgegaan. De ruggengraat die bestaat uit op bepaalde afstanden weerkerende stevige meerjarigen, die mee de hoogte bepalen van het geheel. In dit geval betreft het de schermbloemigen Eupatorium maculatum ´Atropurpureum´ en Eupatorium maculatum ´Riesenschirm´, de bronzen venkel (Foeniculum vulgare ´Giant Bronze´), Helianthus salicifolius (de zuilvormige planten op de foto hierboven), lavaterasoorten (o.a. de Lavatera ´Cashmiriana´), Miscanthus sinensis ´Ferner Osten´, Persicaria polymorphum, waarvan de pluimen des te meer de ranke, hoge bloeiwijze van de Digitalis ferruginea benadrukken.

Foto Digitalis ferruginea met Monarda

Van deze laatste bevinden zich momenteel slechts enkele exemplaren in de border, maar ik heb tijdens het vorige jaar jong materiaal gekweekt: er staat een hele trits rozetten klaar om in groep bij elkaar uitgezet te worden. Hierop zullen de honingkleurige bloemsperen naar boven reiken. Daar doorheen slingeren zich dan de rode kogelbloemen van een paar pimpernelsoorten (Sanguisorba officinalis en S. menziesii).

Het was tevens de bedoeling er een paar kardoens aan toe te voegen omwille van hun prachtige bladeren die zich vroeg in het seizoen als een grijsgroene fontein naar beneden buigen en later decoratieve artisjok-achtige vruchten vormen. Persoonlijk heb ik nogal wat moeite goed zaad te vinden in de zaaddozen van de kardoens in mijn moederborders. Het schijnt dat om hier succes mee te hebben er een behoorlijk warme zomer moet aan vooraf gegaan zijn, zo niet zijn de zaden loos. Dus ik naar een plantenbeurs, waar ik een paar zaailingen koop die gelabeld werden als ´kardoen´. Wie beschrijft mijn verbazing wanneer ik die plantjes zich gedurende de volgende maanden zag ontwikkelen tot enorme Onopordums, ook wel eens “ezelswind” genoemd. Indien u deze plant niet kent, zoek hem op. Hij is de moeite waard: een ornamentale distelachtige, impressionant met wijd uiteenstaande stekelige armen van hier tot ginder, maar niet helemaal passend in het beeld dat ik in gedachten had.

Foto jonge kardoen (Cardunculus)

Ook Silphium perfoliatum werd hier en daar in verwerkt: een twee meter hoge plant met gele margrietvormige bloemen. Bij Chiltern Seeds kocht ik ooit o.a. een pakje met een mengeling van Eryngiumsoorten. De planten die hieruit voortkwamen staan eveneens verdeeld doorheen het geheel. Ook zij gaan naar de 2 meter toe.
Wat de meer volumineuze, wat lagere vulplanten betreft, viel de keuze op: Helenium ´Rubinzwerg´, Agastache foeniculum ´Blue Fortune´, Chelone obliqua, Echinacea ´Rubinstein´, de alom geprezen Aster frikartii ´Mönch´ (minder gevoelig voor meeldauw), Persicaria atriplicifolium ´Speciosum´, Euphorbia characias wulfenii, Euphorbia griffithii ´Fireglow´ (zie foto onderaan), de knalrode Monarda ´Jacob Cline´ en de wat bescheidener Monarda punctata. Terloops zij gezegd dat het weghalen van uitgebloeide bloemen bepaalde planten aanzetten tot een tweede bloei.

Vervolgens de grassen Stipa arundinacea, Panicum virgatum ´Squaw´ (verkleurt naar wijnrood in de herfst) en Pennisetum alopecuroides met zijn flessenborstels, waar de weefplant Knautia macedonica zich doorheen vlecht.

Foto Euphorbia griffithii ´Fireglow´

Transparante planten, die ondanks hun grootte toch een doorkijk bieden, zijn Verbena bonariensis, de Anemone ´Hadspen Abundance´ en het gras Molinia arundinacea ´Tranparant´. Doordat zij zo ijl van structuur zijn, kunnen ze ondanks hun hoogte vooraan in de border worden geplaatst. Dit biedt een ander totaalbeeld aan de border dan wanneer hij op de klassieke wijze gradueel van laag (vooraan) naar middenhoog en hoog (achteraan) zou zijn opgebouwd. Hij wordt er natuurlijker en spannender door.

Vooraan vind je Stipa tenuissima ´Pony Tails´, ´s zomers en ´s winters wuivend in de wind. De bloeiwijze van het grasje Molinia caerulea ´Dauerstrahl´ daarentegen is rank en recht. Verder de Aquilegia vulgaris ´Norah Barlow´, reeds gekend in de zestiende eeuw en genoemd naar de kleindochter van Charles Darwin, een dame gezegend met een stevige constitutie want ze werd 104.
Gebruikt als bodembedekkers: Origanum ´Rosenkuppel´, Geranium macrorrhizhum, Geranium pratense ´Mrs Kendall Clark´ en Geranium ´Ann Folkard´.

Foto Aquilegia vulgaris ´Norah Barlow´

Het combineren van planten met contrasterende vorm en bladtextuur bouwt spanning op, geeft dynamiek aan de border. De ritmische herhaling van bepaalde plantenpartijen zorgt voor de noodzakelijke antipode: evenwicht en rust. Een niet te versmaden voordeel van een dergelijke border is de attractie die hij betekent voor een veelvoud aan insecten: bijen, hommels, vlinders, … In de winter doen vogels zich te goed aan de achtergebleven zaden. Wanneer de stengels en ander oud plantenmateriaal pas vanaf maart wordt opgeruimd, hebben deze als beschutting gediend voor allerlei kleine dieren en voor de jonge uitschietende planten zelf.
In de border heerst een vrij complexe en uitbundig afwisselende beplanting, die evenwel in toom wordt gehouden door het formele, strikte kader van een eenvoudige rechthoek, duidelijk afgelijnd van het aangrenzende gazon.

Bronnen André Degeest 2006, bewerking RVO 2008.