Bomen en hagen

Eiken zijn bomen die we overal als park- en straatboom tegenkomen. Wij verzamelen eikeltjes met onze (klein)kinderen, zijn niet echt blij wanneer deze vruchten op
ons hoofd of in onze tuin terechtkomen of wij erover struikelen. Sommige eiken houden hun blad tijdens een groot deel van de winter, andere verkleuren prachtig naar geel, oranje en rood in het najaar. De meeste volwassen eiken zijn grote bomen van 15- 30 m hoogte. Om welke eiken gaat het eigenlijk? Om u een beetje wegwijs te maken in eikenland, zal ik de in ons land meest voorkomende eikensoorten beschrijven.


Gebruik

In vroeger tijden werden eikels vooral gebruikt als varkensvoer. Tijdens de Middeleeuwen dreven de boeren hun varkens door de eikenbossen zodat ze op de eikels vet konden worden. Ook de wilde zwijnen leefden van de bosvruchten.
Eikenhout is hard en duurzaam. Tot de 17e eeuw gebruikte men eikenhout voor de scheepsbouw. Tegenwoordig is het belangrijk als constructiehout, meubels, bruggen en steigers. De bast bevat looistoffen die gebruikt worden in de lederindustrie.

Soorten


De Zomereik (Quercus robur) kan 40 m hoog worden. De stam gaat snel over in krachtige takken, waardoor de kroon onregelmatig ontwikkeld is. Hij heeft omgekeerd eirond gelobd blad (5 -14 cm lang), groengele mannelijke katjes en eivormige tot ovale eikels. Hij is een bos-, laan- en parkboom.

De treurvorm Quercus robur ‘Pendula’ wordt 15 m hoog en 15 m breed. De hoofdtakken groeien afstaand, de jonge twijgen zijn sterk hangend. Zij groeien tot 2 m lengte per jaar en raken vaak de grond.

   

De Wintereik (Quercus petraea) kan dezelfde hoogte bereiken. Het blad is ovaal tot omgekeerd eirond en gelobd. Hij heeft een brede kroon die meer gesloten en regelmatiger is dan die van de zomereik.

Het blad is langs de rand bochtig met aan elke zijde iets toegespitste lobben. Ze zijn 6 – tot 16 cm lang. De eikels zijn cilindrisch en staan in ongesteelde trossen. Ze zijn omgeven door een geschubde vruchtbeker. Ze zijn eerst groen, later bruin. Het loof blijft tijdens de winter lang aan de boom hangen.

 

   

De Amerikaanse Eik (Quercus rubra), een tot 30 m hoge, snelgroeiende loofboom, die vaak als straatboom aangeplant wordt, heeft een onregelmatige kroon met horizontaal afstaande hoofdtakken. Het blad is ovaal tot omgekeerd eirond.

De bladrand heeft onregelmatige en scherp getande lobben, is soms tot de helft ingesneden. De herfstkleur is oranjerood tot scharlakenrood. De cilindervormige, afgeplatte eikels worden omsloten door een napje dat bezet is met kleine, driehoekige, aanliggende schubben

   


De Moeraseik (Quercus palustris) is een snelgroeiende tot 30 m hoge boom met breed kegelvormige tot ronde kroon en een rechte, meestal tot de top reikende stam. De takken staan vaak loodrecht met veel dunne, naar beneden gerichte twijgen. De vruchten zijn kleine tot 1,5 cm grote eivormige eikels, die pas in het tweede jaar rijpen.

Een dwergvorm is Quercus palustris ‘Green Dwarf’, die na 10 jaar slechts 5 m hoog is. Het blad is donkergroen.

   

De Zachte Eik (Quercus pubescens) wordt ca. 20 m hoog. Schors en takken zijn kurkachtig gegroefd, de jonge twijgen zijn zacht viltig behaard.

Het blad is omgekeerd eirond en meestal ondiep gelobd. De lobben zijn soms afgerond, soms puntig toelopend. Het lijkt op dat van de zomereik, maar is veel kleiner. De eikels zitten meestal met 4 bij elkaar en zijn voor de helft omsloten door een napje dat bezet is met viltig behaarde schubben.

   
De Wintergroene Eik (Quercus turneri ´Pseudoturneri’) is een wintergroene struik of meerstammige kleine boom met een brede, kegelvormige kroon.

Het blad is leerachtig en tot 4 cm breed. Het heeft 4 tot 8 paar ondiepe lobben. Het blad valt pas af, als in het voorjaar het nieuwe verschijnt. Hij bloeit met viltige, grijswitte katjes en heeft smalle, eivormige eikels.

Bronnen

Wilt u meer weten over mythologie, sagen en sprookjes ga dan eens langs bij www.stemderbomen.nl,
Brigit Kahlert 2005, bewerking Rudi Van Overloop 2008