Als door fruittelers over een hoogstam of struik wordt gesproken, weet iedereen, welke boomvorm ermee wordt bedoeld.
Maar als het over de ´nieuwere´ kleine boomvormen gaat, zijn er vaak nogal wat misverstanden. Het aantal benamingen is zo groot geworden, dat niemand er nog wijs uit kan worden. Vooral omdat aan eenzelfde beplantingsvorm soms verschillende namen worden gegeven wordt de onduidelijkheid alleen maar groter. Zeer belangrijk is, dat de grote lijnen in het oog worden gehouden. De diverse boomvormen kunnen, met uitzondering van het weinig gangbare tafelsysteem, in 3 hoofdgroepen: rond, plat, ovaal of afgepIat, worden ondergebracht.
Bij de klassieke ronde boomvorm zijn de takken evenredig naar alle kanten verdeeld. Tot deze groep behoren o.a. hoogstammen, spillen en struiken. Ook cordon en cylinder of raket kunnen hierbij worden meegerekend. De platte bomen worden met behulp van palen en draden opgekweekt. Het kenmerkende is dat de zware takken in de rijenrichting worden gehouden en er dus aan de kanten alleen licht, kort zjjhout voorkomt, zodat vooral na de wintersnoei een smalle haag wordt verkregen. Tot deze groep behoren o.a de (onregelmatige, vrije en geleide) palmet, de platte spil, het ombuig- of Lepage systeem en de zeer variabele Belgische haag in zijn smalste uitvoering.
De ovale of afgeplatte boom staat tussen voorgenoemde vormen in. Het haagverband komt duidelijker tot uiting dan bij de ronde boom. Evenals bij de platte boom worden de zwaarste takken in de rijrichting gekweekt. Naar het werkpad worden ook nog tamelijk lange takken toegestaan, zodat de haag breder wordt dan bij de platte boom. Soms wordt gebruik gemaakt van draden, maar soms ook niet. De afgeplatte spil en de brede Belgische haag kunnen hiertoe worden gerekend.
Haagbeplanting
In hoofdzaak als gevolg van de huidige teeltwijze vond de laatste jaren een verschuiving plaats van de ronde naar de platte en ovale vorm. De fruitteler streeft in de eerste plaats naar een vroege opbrengst. Deze wordt bereikt door bomen op zwakke of matig sterke onderstammen in haagverband te planten. Bij deze beplantingswijze is ook een gemakkelijke en goede verzorging met behulp van machines en werktuigen mogelijk, terwijl toch een goede en voldoende productie per ha kan worden verkregen. Bij de fruitteelt aan hagen wordt in feite telkens een productieve, door bomen gevulde strook afgewisseld met een strook die nodig is voor belichting en bewerking. Deze stroken komen bij de platte of ovale extra duidelijk naar voren. De boomstrook wordt smaller, doch tevens dichter en gelijkmatiger met takken opgevuld.
Door het plat maken wordt het onvruchtbare hart in de boom sterk verkleind. Een vruchtboom draagt namelijk alleen aan de buitenkant fruit van goede kwaliteit en naarmate de boom kleiner en platter is, neemt het onproductieve gedeelte in betekenis af. Hierdoor kan veel ruimte (voor bewerking) worden gewonnen, want de optimale beplantingsdichtheid bedraagt bij struiken 65 à 75%, tegenover slechts 35 à 40% bij platte hagen.
Plat maken heeft uiteraard de meeste betekenis bij tamelijk brede bomen. Bij spillen op MIX, cordons en raketten hebben de bomen zo´n beperkte omvang dat de beoogde smalle haag toch wordt verkregen.
Rond of plat?
Er is veel verschil in opvatting over de geschiktste boomvorm. Velen blijven de voorkeur geven aan de ronde boom, omdat hierbij de natuurlijke groeiwijze het dichtst wordt benaderd en er gunstige resultaten mee werden verkregen. Anderen willen wel de ovale boom aanvaarden, maar niet de platte haag, omdat deze alleen met een omvangrijke, vrij dure stellage in stand gehouden kan worden. Weer anderen zien vooral in verband met de toenemende mechanisatie en de noodzaak om met de nodige zorgvuldigheid sneller te plukken, doorslaggevende voordelen voor de platte boom.
Indertijd heeft de spil, ondanks veel tegenstand en bedenkingen, in korte tijd de struikvorm verdrongen. Zullen ook nu de voortvarendste telers het pleit winnen? Het is niet te verwachten dat de platte boom een zo overheersende positie zal verwerven als bijv. struik en spil. Wel is het mogelijk dat hij in ´t bijzonder voor peren op kwee en appels op matig sterke onderstam verder opgang zal maken. Voor peren lijken de kansen zelfs bijzonder gunstig, omdat hierbij het minste nadeel bij verzwakking van de onderste takken optreedt.
Degenen, die ten opzichte van de nieuwere boomvormen voorlopig nog een afwachtende houding aannemen, hebben goede argumenten ter verdediging van hun standpunt. Ten eerste verkeert de platte boom nog in zijn experimentele vorm en schiet de ervaring nog op verscheidene punten te kort. Ten tweede kan een ronde of ovale boom desnoods later altijd nog plat gemaakt worden, zonder dat dit met veel productieverlies gepaard gaat.
Vooral de veel voorkomende 5 x 3 m of 4,5 x 3 m beplantingen op MIV en MVII lenen zich vrij goed voor omvormen, al zal wellicht in de toekomst blijken, dat een 4 x 4 m of 4 x 3 m afstand gunstiger is.
Omdat nog slechts zeer globale richtlijnen kunnen worden gegeven betreffende plantafstand, opkweek, steunmateriaal e.d., komt bij nieuwe aanplant de platte boom thans alleen in aanmerking voor de prima vakman, voorzover die er interesse voor heeft. Deze kan improviseren en zelfstandig beoordelen hoe moet worden gehandeld, als het niet loopt zoals van tevoren werd verwacht. Anderen kunnen beter een paar jaar wachten tot meer ervaring is verkregen en een duidelijker advies kan worden verstrekt. De ovale spil maakt van de nieuwe boomvormen de beste kans wordt smaller, doch tevens dichter en gelijkmatiger met takken opgevuld.
Bronnen A. v. Oosten, Rijkstuinbouwconsulentschap te Zwolle