De 15 soorten bladverliezende en groenblijvende, doornige bomen, struiken en klimplanten van Maclura, dat tot de moerbeifamilie (Moraceae) behoort, zijn overwegend verspreid in tropische gebieden. Slechts één soort, Maclura pomifera of osagedoorn komt in Noord-Amerika voor en komt voor onze tuinen in aanmerking.
In ons klimaat is de bladverliezende osagedoorn of Maclura pomifera een relatief kleine boom met een vertakte kroon. De boom is afkomstig uit het zuiden van de VS. Aan de twijgen zitten sterke, okselstandige doorns. Hij heeft een donkerbruine, gebarsten schors. De doornige takken vormen een open, onregelmatige kroon met ovale, donkergroene bladeren. De verspreid staande, eironde tot lancetvormig eironde bladeren zijn 4-10 cm lang, aan de bovenzijde glanzend groen, aan de onderzijde lichter en licht behaard. Ze bevatten melksap.
Van de tweehuizige groene bloemen staan de mannelijke in korte aren of trossen, de vrouwelijke in dichte, vrij ronde, borstelige hoofdjes. De vrouwelijke hebben lange, draadvormige stijlen. Beide zijn niet erg opvallend. De vruchten zitten in een 5-10 cm grote, sinaasappelachtige, maar niet eetbare, rimpelige, geel groene verzamelvrucht.
Er is hier sprake van een schijnvrucht, waarbij verscheidene vruchten en bloemdelen zijn samengevoegd. Voor de vorming van vruchten zijn een mannelijke en een vrouwelijke plant nodig. Het is uit de vrouwelijk bloemen dat zich de samengestelde vruchten ontwikkelen. De takken van deze interessante, maar helaas niet geheel winterharde boom kunnen ´s winters schade oplopen.
Het hout is bijzonder hard, van de takken kan je bogen maken.
Standplaats
De planten zijn redelijk vorstbestendig en doen het het best in de volle zon en met warme zomers. Ze doen het goed in allerlei soorten grond. Ze hebben een wijd uitdijend wortelstelsel en zijn goed bestand tegen zeer droge omstandigheden.
Vermeerdering
Door zaaien in de herfst of wortelstekken te nemen in de zomer of het eind van de winter.
Snoeien
Gebruik handschoenen bij de snoei voor de stekelige doornen en het irriterende, witte melksap.
Bij strenge winters vriest de boom diep in waaronder de centrale harttak waardoor de boom vaak als een soort vertakkende struik uitgroeit. Algemeen kan deze fruitboom opgeleid worden tot een boom op stam, als zuilvorm maar ook tot leivorm aan een zuidenmuur of als informele fruithaag op een goed beschutte plek. Eventueel als miniboompje te houden in de kuip op het terras. Alleen snoeien tijdens de rustperiode. Bij schade diep terugsnoeien na de winter zodat hij zich snel kan herstellen.