Bomen en hagen

Wollige bloedluizen zijn “wollige luizen”, doordat ze bedekt zijn met watachtige wasafscheidingen, waaronder de kolonies worden gevormd. Bij aantasting door appelbloedluis (Eriosoma lanigerum) ontstaan woekeringen (appelbloedluiskanker) en barsten in het oude hout. Daardoor ontstaan secundaire aantastingen die kunnen leiden tot het afsterven van het aangetaste gedeelte. Wollige bloedluis kan soms erg storend zijn. Vorig jaar problemen gehad met deze speciale bladluizen? Maak nu schuilplaatsen voor oorwormen in de bomen. Zaai of plant daarom Oost-Indische kers onder uw appelbomen.

Gevoelige plantensoorten

 

Appel, sierkwee, dwergmispel, vuurdoorn en meidoorn. Sommige appelrassen en bepaalde appelonderstammen zijn meer vatbaar dan andere.

Overwintering

Tijdens de maanden november- december en januari – februari. Als larven en volwassen insecten. Jonge larven verdragen koude. Ze overwinteren in spleten van schors, kankerwonden, wildopslag en aan de stambasis.
Tijdens zachte winters zitten ze ook op snoeiwonden. De larven (0,6-1,3 mm groot) zijn melig grijs tot roodbruin.

Nieuwe activiteit in het voorjaar

Vanaf februari-maart, bij een temperatuur van 4-5°C. In april verspreiden de larven zich over de boom.

Foto vroege voorjaar: wasafscheiding door de overwinterende jonge larven.

Witte wasafscheiding

Vanaf mei tot juli start de afscheiding van witte wasdraden. De bloedluizen vormen kolonies in de bladsteeloksels. Door de zuigactiviteit ontstaan er woekercellen (wondweefsel) aan de onderzijde van scheuten en takken. De bloedluizen hebben een zuigsnuit en onttrekken plantensap uit bladeren en jonge scheuten. Op de zuigplekken kan vruchtboomkanker ontstaan. De bloedluis heeft 8-12 generaties per jaar.

Foto: tak met bloedluiskanker. De bloedluizen veroorzaken opzwellingen die later door vruchtboomkanker worden aangetast.

Parasitering

In augustus bij warm en droog weer verminderen de aantastingen. Meestal worden de bloedluizen onder contrôle gehouden door de verhoogde parasitering door de sluipwesp
(Aphelinus mali) en doordat de oorwormen veel bloedluizen opruimen. Geparasiteerde luizen lijken op zwarte mummies.

Uitbreiding van wollige bloedluis in september

Doordat er minder roofvijanden (sluipwesp, oorwormen) zijn, kan de aantasting in september toenemen. Door het frisse en natte weer is meer uitbreiding mogelijk. Door het pletten van deze luizen komt er een rode vloeistof naar buiten. Bij de pluk kan deze vloeistof vieze plekken maken op de kledij.

Foto: In de herfst kunnen de waterloten ernstig aangetast worden zodat de pluk bemoeilijkt wordt.

Tabel: levenscyclus van de wollige bloedluis op appel

I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

X

XI

XII

Larve in rust

Larve actief

 
 

8 tot 12 nieuwe generaties

gevleugelden

 
 

Larve actief

Larve in rust

Overwintering vanaf half november tot circa half februari.
Actieve larven die zuigschade veroorzaken vanaf half februari tot einde maart en in het najaar.
Er zijn vanaf half maart tot ca einde september talrijke overlappende generaties. Het is daarom belangrijk in het voorjaar te starten met preventieve maatregelen. In oktober en november verspreiden de gevleugelde bloedluizen zich.

Natuurlijke of biologische bestrijding

De kolonies kunnen behandeld worden met een fijne schildersborstel (kwast) groene zeep of plantaardige olie te smeren. Op jonge twijgen kan een straal ijskoud water ook wel helpen. Bij ernstige aantasting is het beter van de gehele twijg weg te knippen en te vernietigen.
Verwijder in oktober-november alle wildopslag en maak de boomspiegel vrij van onkruid zodat de overwintering moeilijker wordt.

Behalve de kleine sluipwesp (Aphelinus mali) zorgen ook lieveheersbeestjes en zweefvlieglarven voor een biologische contrôle. De sluipwesp is het meest actief in verlaten boomgaarden die niet behandeld worden met gewasbeschermingsproducten.

Ook de gewone oorworm (Forficula auricularia) kan zeer veel wollige bloedluizen opruimen. Oorwormen zijn nachtdieren. Overdag zitten ze graag verstopt op donkere plekken. In een boomgaard kunnen dat spleten en holtes achter de schors zijn, de ruimte tussen blaadjes of vruchten. ´s Avonds komen ze uit hun schuilplaatsen en zoeken ze de omgeving af naar voedsel. Oorwormen eten bladluizen, bladvlooien, insecteneieren (appelmade, fruitmot), kommaschildluizen en kleine rupsjes. Ook eten ze plantaardig voedsel zoals algen, jonge blaadjes en soms aan rijpende vruchten.

Foto hang in april en mei stenen potten gevuld met stro in de bomen, waarin de oorwormen een nest kunnen maken.


Foto: Ook zwarte plastieken, geperforeerde zakjes gevuld met stro zijn een goede schuilplaats voor oorwormen.

Foto isomobekertjes gevuld met ribkarton zijn eveneens geschikt als nestplaats voor oorwormen.

Foto Ook het planten of zaaien van de eenjarige bodembedekker Oost-Indische kers (Tropaeolum majus) onder appelbomen is nuttig om talrijke nuttige insecten in leven te houden. Een meerjarige bodembedekker is hondsdraf (Glechoma hederacea)