Bomen en hagen

De ongeveer 60 soorten van het Photinia geslacht zijn uitsluitend in Zuid- en Oost-Azië inheems. Deze groenblijvende of bladverliezende heesters hebben enkelvoudige, afwisselende, tot 20 cm lange bladeren. Ze groeien over het algemeen snel. De bladhoudende soorten worden geteeld om hun felgekleurde jonge blad, de bladverliezende soorten ook om hun herfstkleur. De vijftallige, kleine, witte bloemen zitten in een tuil. De kelk blijft meestal vastzitten aan de rode pitvruchten. De bladeren staan verspreid en hebben korte bladstelen. De naam glansmispel verwijst naar de glans van het blad.



Photinia fraseri (x) is samen met de cultivar Red Robin, de meest aangeplante soort van dit geslacht in onze tuinen. De jonge aanwas van deze groenblijvende struik heeft diverse felrode, brons rode en paarsrode schakeringen die lange tijd op kleur blijven. Het volwassen blad is glanzend groen. De bladeren zijn elliptisch tot omgekeerd eirond, 7-9 cm lang, van boven glanzend grasgroen, van onderen lichter. De bloemen ontluiken in 10-12 cm brede pluimen.

Photinia fraseri ´Red Robin´ is een bladhoudende heester die vooral gehouden wordt voor zijn aantrekkelijk uitlopend blad met scherp gezaagde bladeren die bij het uitlopen vuurrood, later goudgroen zijn. Witte bloemtrossen in mei-juni, rode bessen in de herfst. Matig sterk groeiende groenblijvende struik.

Photinia glabra is een groenblijvende struik die vaak als haag wordt toegepast omdat het snoeien de vorming van de roodachtig bronzen aanwas sterk bevordert. Het volwassen blad is glanzend groen. In het voorjaar brede tuilen met witte bloemen die de plant in een soort nevel hullen, later volgen blauwzwarte bessen. Hoewel deze soort over het algemeen wel winterhard is, is hij niet goed bestand tegen langdurige koude perioden.

Photinia villosa var. laevis is een bladverliezende struik tot kleine boom afkomstig uit Japan, Korea en China en wordt zo´n 4,5 m hoog en heeft een bossige kroon. Deze soort is courant verkrijgbaar. De witte voorjaarsbloemen zitten aan bloemstelen die met kurkachtige wratten bezet zijn. Ze zitten in groepjes van vijf tot twintig in 3-5 cm lange en brede, vaak iets behaarde trossen en worden gevolgd door vuurrode, ovale bessen tot 8 mm groot, die veel lijken op die van de meidoorn. De ovale bladeren zijn gezaagd en aan de bovenzijde iets donzig. Ze zijn aanvankelijk bronskleurig en verkleuren in de herfst naar scharlakenrood, oranje en goudgeel. Ze zijn breed tot smal omgekeerd-eirond, 3-8 cm lang, fijn en scherp gezaagd, van boven grasgroen en kaal, van onderen lichter, blauw tot grijsgroen en min of meer behaard.

Photinia davidiana heeft afgedaan wegens zijn gevoeligheid voor bacterievuur. Plant deze struik liever niet ! Deze groenblijvende, niet-winterharde struik of boom van 12 m hoog is afkomstig uit het midden van China.

Standplaats

Plant glansmispels in zon of halfschaduw in vruchtbare, goed doorlatende grond, beschut tegen harde wind. Ze vormen voortreffelijke hagen. Snoei ze regelmatig om ze bossiger en dichter te maken.

Vermeerdering: door zaaien of stekken.

Bronnen de tkplantengids van de Tuinkrant 2005, bewerking Rudi Van Overloop voorjaar 2010