Tot de vele factoren die groei en productie bepalen, behoort het (dag)licht dat dikwijls de zwakste schakel is omdat het zo wisselvallig en onvoorspelbaar is. De lichtinstraling varieert met het seizoen zowel qua intensiteit als qua duur. Op onze breedtegraad stemmen veel planten hun bloeitijd af op het verschil in het dag & nachtritme tijdens de verschillende seizoenen. Ze ´herkennen´ het seizoen op grond van de daglengte. Dit verschijnsel wordt ´fotoperiodiciteit´ genoemd.
Tijdens de wintermaanden is er meestal een tekort aan licht vanwege de lage lichtintensiteit en de korte dagen, zodat voor vele cultuurplanten het vereiste minimum niet wordt bereikt en de groei en kwaliteit negatief beïnvloed worden. Kunstmatig bijbelichten biedt hier uitkomst en zorgt voor hogere groeisnelheden, kortere teeltduur en een verbetering van de kwaliteit.
Onder kortedagplanten verstaat men alle planten die in het voorjaar en de
herfst worden geprikkeld tot het vormen van bloemknoppen zoals chrysanten (Allerheiligen) en kerststerren (Kerstdag).
Onder langedagplanten alle planten die daarvoor de lange zomerdagen nodig hebben.
De groei van een plant is het resultaat van een complexe stofwisseling (metabolisme) waarbij de processen assimilatie en dissimilatie een zeer belangrijke rol vervullen. Iedere soort heeft een eigen kritische daglengte of
lichtperiode, die al naar gelang de soort korter of langer moet zijn voordat de plant overgaat tot knopvorming. Knopvorming kan ook door andere factoren worden beïnvloed, zoals temperatuur, maar de ´juiste´ daglengte blijft voor de plant de doorslaggevende factor die bepaalt of hij kan beginnen met bloeien en voortplanten.
Bij het fotosynthese proces onderscheidt men twee deelreacties, namelijk een lichtreactie en een donkerreactie. Bij de
lichtreactie (ook wel fotolyse genoemd) wordt water met behulp van lichtenergie gesplitst in waterstof en zuurstof en wordt een deel van de lichtenergie vastgelegd in energierijke verbindingen. De zuurstof verlaat het blad en komt
terecht in de atmosfeer (planten zijn zuurstofproducenten !).
De limiterende factor voor deze reactie is licht. Hoe meer licht door de plant kan worden opgenomen des te meer water kan gesplitst worden en energierijke
verbindingen kunnen aangemaakt worden. De tweede deelreactie wordt donkerreactie genoemd omdat deze geen licht nodig heeft en dus evengoed in het donker kan plaatsgrijpen.
Bij de donkerreactie wordt waterstof (vrijgekomen uit de lichtreactie) en de atmosferische CO, (doorgedrongen via de huidmondjes tot de chloroplasten)
omgezet tot koolhydraten. De energie die hier voor nodig is, wordt geleverd door (in de lichtreactie gevormde) energierijke verbindingen. In deze deelreactie zijn de CO,-concentratie en de temperatuur limiterende factoren.
Hieruit blijkt dat de klimaatsfactoren licht, temperatuur en de CO² -concentratie variabelen zijn die de fotosynthesesnelheid rechtstreeks beïnvloeden.
Uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat planten in feite de lengte van de donkere periode meten, dus de nachtlengte. Ze beschikken over pigmenten die in het 24-uursritme gedurende de nacht worden gestimuleerd. Er is ontdekt dat planten zich laten misleiden als ze ´s nachts aan kunstlicht worden blootgesteld. In de praktijk moet men evenwel opletten met het optimaliseren van deze assimilatiereactie vermits ook met de dissimilatie moet rekening gehouden worden. Zo zal bijvoorbeeld een hoge temperatuur de dissimilatie veel meer beïnvloeden dan de assimilatie. Tijdens de wintermaanden, wanneer bij gebrek aan licht de assimilatie slechts matig verloopt, zal een hoge kastemperatuur de dissimilatie extra stimuleren zodat de plant zijn schaars gevormde koolhydraten
verbrandt en tijdens de nacht zijn groeireserves moet aanspreken. Kortom de plant breekt zichzelf af. Men moet dus proberen tot een assimilatieoverschot (netto assimilatie) te komen door de teeltomstandigheden juist te kiezen.
Planten waarvan de knopvorming niet onder invloed staat van fotoperiodiciteit worden dagneutraal of indifferent genoemd. Daarnaast zijn er planten die eerst korte dagen en aansluitend lange dagen nodig hebben, of omgekeerd (korte langedagplanten respectievelijk lange kortedagplanten). De tuinier dient er bij het opstellen van een teeltplan rekening mee te houden of hij met korte- of langedagplanten heeft te maken. Bladgroenten bijvoorbeeld worden over het algemeen verbouwd wanneer de daglengte het doorschieten, dat wil zeggen de vorming van bloemknoppen, verhindert.
Bij assimilatiebelichting wordt kunstlicht gebruikt om de groei van de plant positief te beïnvloeden. Veel gebruikte lamptypes zijn hogedruk natriumdamplampen, kwikdamplampen en metaaldamplampen. Met assimilatiebelichting beoogt men in de eerste plaats een groeiversnelling, een kwaliteitsverbetering en een teeltduurverkorting.
Met kunstlicht is het meestal makkelijker en voordeliger om de dag te verlengen
dan het lichtniveau te verhogen. Groeiproeven toonden aan dat bij gelijke lichtintensiteiten de groei recht evenredig toeneemt met de lengte van de fotoperiode. Bij dagverlenging kan er naast een versnelling van de groei nog een
beïnvloeding (versnelling) van de bloei mogelijk zijn.
Tot de kortedagplanten behoren onder meer asters, begonia´s, chrysanten, primula´s, salie en sojabonen.
Tot de langedagplanten behoren onder meer dille, andijvie, erwten, venkel, slasoorten, spinazie, radijs en ui.
Bronnen: o.a. foto en tekst Kunstlicht in de sierteelt – Ministerie van Landbouw – 1992
Bewerking Rudi Van Overloop