Bomen en hagen

Bij tomaten verloopt de vruchtzetting soms minder goed. De hoofdoorzaken zijn voornamelijk te vinden in de vorming van minder goede bloemen, het stuifmeel dat niet kan vrijkomen en het stuifmeel dat niet kan kiemen. Het niet goed vrijkomen van het stuifmeel is vooral een gevolg van een te hoge luchtvochtigheid in de
naaste omgeving van het stuifmeel. Om tot een betere bestuiving te komen kunnen we ingrijpen door o.a te trillen, te tikken, te blazen of te plumen.


Gerstebloempjes bij tomaten zijn zeer klein en gedrongen, zij zitten meestal aan een zeer kleine tros. Zij komen soms in het geheel niet open en al komen ze open, dan vindt toch geen of onvoldoende zetting plaats, omdat ze geen of weinig stuifmeel bevatten. Vooral aan de eerste tros kunnen deze bloempjes worden waargenomen. Oorzaken voor het ontstaan van gerstebloempjes zijn lichtgebrek als gevolg van donkere wintermaanden of een te dichte stand van de planten. Dit wordt bevorderd door een te hoge nachttemperatuur en een te gering verschil tussen dag en nachttemperatuur. In dit verband is het te lang in de pot staan, het onvoldoende aangieten voor, bij en na het uitplanten in te koude grond belangrijk.

Haverbloempjes zitten veelal aan grote en vertakte trossen en zijn gekenmerkt door zeer lange kelkbladeren, welke min of meer met elkaar zijn vergroeid en zich moeilijk openen. Ook juist bij deze bloempjes komt het stuifmeel minder gemakkelijk vrij.

Het niet goed vrijkomen van het stuifmeel

Het niet goed vrijkomen van het stuifmeel is vooral een gevolg van een te hoge luchtvochtigheid in de naaste omgeving van het stuifmeel.
De luchtvochtigheid zal hoger oplopen naarmate: het weer vochtiger is, het gewas sterker groeit.

De verwarmingsbuizen beter verder van het gewas verwijderd leggen (bij een te hoge ligging). De temperatuur in het bijzonder in de morgen, lager houden.

Een te hoge luchtvochtigheid is weldra merkbaar aan het onvoldoende stuiven van de bloemen. Een geschikte relatieve luchtvochtigheid noemen is niet goed mogelijk. Gaat b.v. een hoge relatieve luchtvochtigheid gepaard met een hoge temperatuur, dan stuiven de bloemen nog wel, maar gaat deze gepaard met een lage temperatuur, dan stuiven ze meestal niet. De onvoldoende bestuiving heeft tot gevolg dat de vruchten weinig of niet uitgroeien (zogenaamd knopen).

Methoden voor het kunstmatig vrijmaken van het stuifmeel

1. Trillen met de tros triller. Dat voldoet zeer goed. Driemaal per week trillen is voldoende. De triller moet voldoende krachtig zijn.

2. Trillen met de kunstbij. Hierbij wordt bloem voor bloem met een trilapparaatje behandeld. Dit is zeer tijdrovend en wordt slechts bij uitzondering toegepast als bij de vroege stookteelt de eerste bloempjes bloeien.

3. Tikken tegen de draden. Dit vindt plaats met behulp van stokken. Een bezwaar is, dat als de eerste tros bloeit en de touwtjes nog slap hangen de plant weinig in trilling komt. Later als de planten de touwtjes meer doen spannen vervalt dit bezwaar.

4. Tikken tegen de touwtjes. Ook hierbij is de teweeggebrachte trilling vaak niet intensief genoeg.

5. Blazen met een luchtverstuiver. Hiervoor worden de motorverstuivers of motorvernevelaars gebruikt. De resultaten kunnen gunstig zijn mits het stuifmeel niet te vast zit.

6. Plumen. Als het stuifmeel werkelijk goed vast zit, geeft dit onvoldoende resultaat. Wel zou op deze wijze evenals bij de kunstbij stuifmeel overgebracht kunnen worden op bloemen, die zelf niet voldoende stuifmeel vormen.

Van alle deze middelen verdient de trostriller de voorkeur. Alleen later in het seizoen als het stuifmeel gemakkelijker vrijkomt kan ook wel met tikken worden volstaan.

Het minder goed kiemen van het stuifmeel

Het niet kunnen kiemen van het stuifmeel komt wel bij een te droge lucht voor. Bij een sterk groeiend gewas, waar de vochtaandrang sterk is, zijn de stempels, waarop het stuifmeel moet kiemen, niet spoedig te droog. Veelal ziet men, dat bij de vijfde à zesde tros de groei te gering wordt en de zettinlg minder goed verloopt. Vaak ruien de bloemen geheel van de tros. Ook voor de lager zittende trossen kunnen echter bij scherp zonnig weer de stempels wel eens te droog zijn.

De volgende punten kunnen het gevaar voor verdroging versterken:

– tijdelijk te sterke uitdroging van de grond door onregelmatig gieten (te controleren met een tensiometer)

– te zoute grond (te hoge zoutconcentratie -> zie eerdere publicatie over verzouting in kassen)

– onvoldoende ontwikkeld wortelgestel door slechte structuur, zure grond e.d.

– verzwakking van het wortelgestel door wortelziekten, o.a. kurkwortel en worte1knobbelaaltje (knol)

– een week gewas, gegroeid in vochtig en stikstofrijk milieu

– een gewas, dat door een juist uitgebroken virusziekte sterker gaat verdampen

– plotseling scherp zonnig weer

Als maatregelen ter verbetering zijn

Broezen

Werkt temperatuurverlagend en luchtvochtigheidverhogend. Moet bij zonnig weer worden uitgevoerd, echter nooit op een slaphangend gewas. Als de hogere trossen bloeien is broezen meestal te gevaarlijk vanwege het optreden van schimmelziekten.

Krijten

Komt vooral in aanmerking bij plotseling scherp zonnig weer in de maanden mei tot juli. Naarmate een gewas zwakker groeit is het meer nodig. Bij een plotselinge mozaïekaantasting kan het evenals broezen gunstig werken.

Groeiverbetering trachten te verkrijgen

Vooral door gieten kan groeiverbetering worden verkregen. Voorts zorgen, dat een juiste grondontsmetting tegen bodemziekten is toegepast.

Een goede zetting bevordert een goede kwaliteit, omdat naarmate een vrucht meer zaden heeft deze ronder en voller wordt. Bovendien rijpen goed gezette vruchten iets sneller. Dit alles is vooral goed zichtbaar aan de punten van de trossen waar bij matige zetting platte, hoekige, kleine en laat rijpende vruchten ontstaan.

Groeistofbespuiting heeft vooral zin, als een plant voldoende gezonde bladeren heeft om vruchten voort te brengen, maar door een mindere kwaliteit van de bloemen, zelfs niet met de genoemde hulpmiddelen, tot vruchtzetting komt.

Dit kan het geval zijn bij:

– gerstebloempjes aan de eerste tros

– bij stuifmeel dat niet of onvoldoende gevormd wordt en vrijkomt

– in het voorjaar bij te lage temperatuur (koude tomaten) en onvoldoende fosforvoorziening

– bij hoger zittende trossen waar bloemrui optreedt, heeft groeistofbespuiting geen zin.

Hoe zwakker de groei is, hoe groter de kans op beschadiging en hoe lager de concentratie moet zijn.

Bronnen J. H. Groenewegen, Proefstation voor de Groente- en fruitteelt onder glas, Naaldwijk.