Tuinonderhoud

Of je nou in een paleistuin kijkt, of in een stadstuintje, een haag past vrijwel overal. Maar hoe krijg ik nou in zo weinig mogelijk tijd zo’n mooie, groene muur? De beuk (Fagus sylvatica) vormt de oplossing. Deze bij ons welbekende boom is met een hoogte van dertig meter zeker fors te noemen. Daardoor komt hij niet snel in de gemiddelde stadstuin terecht. Tenminste, niet als boom. Als haagplant is de gewone beuk namelijk een uitstekende keuze.


Over de beuk en de haagbeuk is veel verwarring. Het zijn namelijk twee totaal verschillende planten die vaak door elkaar worden gehaald. De gewone beuk is de boom zoals hij bij ons in de bossen groeit. Hij is het makkelijkst te herkennen aan het glimmende blad met rechte bladranden. De haagbeuk daarentegen, heeft donkergroen blad, met gekartelde randen.

Ook in de winter is het verschil tussen de twee soorten duidelijk te zien. Van de Fagus blijft het bruine blad namelijk ’s winters, verdord maar decoratief, aan de plant zitten. Het valt er pas af als de nieuwe knoppen in het voorjaar uitlopen. Hierdoor is de haag van de gewone beuk ook ’s winters redelijk dicht, terwijl die van de haagbeuk behoorlijk doorzichtig is.

Van de gewone beuk bestaan een aantal aparte soorten, zoals bijvoorbeeld de rode beuk (Fagus sylvatica ´Atropurpurea´). Zoals de naam al zegt, is het blad van deze plant purperbruin.

Hoe krijg ik een mooie beukenhaag?

Om direct een volle, hoge haag te krijgen, moet u grote, blokvormig gesnoeide planten kopen. Deze zijn wel behoorlijk prijzig. Een alternatief is om te kiezen voor jonge planten. Voor een hoge, volle haag moet u dan wel even geduld hebben. Een voordeel is echter dat een beukenhaag heel oud kan worden.

Let er bij het snoeien ook op of u een haag van gewone beuk of van haagbeuk hebt geplant. Een haagbeuk moet u na het planten door laten groeien totdat de gewenste hoogte bereikt is. Dán mag u hem pas gaan snoeien. Nadat hij getopt is, vormt hij namelijk pas heel langzaam weer opgaande takken. De gewone beuk moet juist wél van tijd tot tijd getopt worden. Direct na het planten moet u de hoofdtak al voor een derde deel wegknippen. Afhankelijk van de gewenste hoogte, moet de beuk nog een paar keer getopt worden. Groeit de beuk in één keer door tot de gewenste hoogte, dan zal hij moeilijk of niet vol groeien van onderen.

Om ook in de lange toekomst een volle haag te houden, is het verstandig om hem enigszins een conische vorm te geven. Doordat de haag van onderen breder is dan van boven, valt er meer licht op het onderste deel. Hierdoor blijft het voor de plant ook ‘interessant’ om onder aan de plant blad te houden en niet alleen maar naar boven te groeien. Als u de heg twee keer per jaar (juni en eind augustus) snoeit, krijgt u een mooie groene muur.

Een behaaglijk gevoel

Een mooie haag vraagt net als een gazon het nodige onderhoud. Met het snoeien haalt u natuurlijk heel wat groen weg. Al deze takken en bladeren hebben voedingstoffen gekost. Om deze weer aan te vullen, moet u elk voorjaar bemesten met een organische meststof zoals gedroogde koemestkorrels.

Het onderhoud vraagt behalve tijd ook een beetje ruimte. Houd dus het liefst een smal paadje vrij tussen de heg en de andere beplanting. Zo hoeven de planten niet met elkaar te concurreren met licht en voedingstoffen. Bovendien is een dergelijk paadje erg makkelijk met het snoeien van de haag.

Met deze tips in uw achterhoofd en een rits jonge haagplanten van bijvoorbeeld de beuk (Fagus sylvatica), heeft u binnen een paar jaar een beschutting tegen inkijk, tegen vorst en wind, nestgelegenheid voor vogels en een behaaglijk gevoel achter uw natuurlijke, royale afscheiding.

Bron: Geert Devriese – november 2000. Plant Publicity Holland – www.pph.nl
Bewerking Rudi Van Overloop.