Al 10 miljoen jaar geleden, in het Plioceen, was de haagbeuk in Europa inheems. Je zou denken dat het hier om een soort beuk gaat. Maar dat is niet zo. De haagbeuk hoort bij een andere familie, namelijk die van de hazelaars. De naam haagbeuk duidt al op het gebruik, namelijk voor heg- of haagbeplanting. Door regelmatige snoei, ontwikkelt hij geen kroon en kan er geen dikke stam ontstaan. In tegenstelling tot de beuk, verliest de haagbeuk in de herfst zijn bladeren.
Als boom bekoort hij door de gladde, donkerbruin gegroefde bast, de opvallende nerven van het blad en de overvloedige bundels gevleugelde vruchten in de herfst.
Naamgeving
Het woord haag komt van het Middelhoogduitse hac wat bosje, omheining betekent. Wat Carpinus betekent is onbekend, maar betulus wil zeggen op berkenblad gelijkend.
Haagbeuk
Carpinus betulus (botanisch)
American Hornbeam, Muscelwood, Ironwood, Blue Beech (Engels)
Charmille, Charme commun (Frans)
Hainbuche, Hagebuche, Hornbuche, Steinbuche (Duits)
Andere Nederlandse namen: Steenbeuk, Jukbeuk, Wielboom
Corylaceae – hazelaarfamilie
Verspreiding
Tot het verspreidingsgebied behoort heel Europa, behalve Scandinavië en Spanje. De begrenzing in Engeland loopt langs de 57e breedtegraad. Verder komt de Haagbeuk ook voor in Klein-Azië, Kaukasus en Noord-Iran, bepaalde soorten ook in Noord-Amerika en Oost-Azië. Gebieden, waar deze boom bijzonder goed groeit, zijn Mazurië (Polen) en Litouwen.
In Duitsland (Beierse en Zwarte Woud) is het een belangrijke bosboom omdat hij o.a. de stammen van eiken en essen voor de felle zon beschermt, een goede humuslaag vormt en de bodem los houdt. Hij groeit zowel op zware, vochtige leemgronden als ook op droge kalrijke bodem.
Gestalte
De haagbeuk kan, wanneer hij de ruimte heeft, 10 m breed en circa 20 m hoog worden. Zijn kroon is dicht en gewelfd, de schors glad en lichtgrijs. De stam is vaak zeer onregelmatig. Stammen en takken hebben de neiging om samen te groeien. De takken gaan bij het ouder worden doorhangen. De bladknoppen zijn slank toegespitst en zitten dicht tegen de takken aangedrukt. De verspreid staande bladeren zijn smal, spits en eivormig, hebben duidelijke nerven en de randen zijn dubbel gezaagd. In de herfst kleuren zij goudgeel.
De haagbeuk loopt iets later uit dan de beuken. Hij bloeit dan meteen. De mannelijke katjes komen te voorschijn uit hun speciale knoppen, meestal onderaan het schot van het voorafgaande jaar. Tijdens de bloei worden grote hoeveelheden stuifmeel geproduceerd en door de wind verstoven. De vrouwelijke bloempjes die onderaan de kortloot groeien, hebben een rode stamper. Zij komen uit knoppen die ook bladeren bevatten. De vruchten zijn hartvormige nootjes, verbonden met een groot driedelig dekblad dat als vliegapparaat dient. Zij worden door de wind verspreid en bevatten kleine, sterk generfde zaden. Zij blijven vaak lang aan de boom hangen. Als ze van de boom vallen, zijn de vogels er als de kippen bij. De haagbeuk groeit langzaam en kan tot 200 jaar oud worden. Vruchtbaar worden haagbeuken pas na 20 jaar.
Gebruik
In Nederland komt de haagbeuk, die veel schaduw kan verdragen, meestal voor in struikvorm als onderbeplanting in loofbossen en parken op vrij vruchtbare gronden.
Haagbeuk is zeer geschikt voor het vormen van bogen, blokken en andere figuren. Hij herstelt zich na de snoei snel. Het afgevallen blad verteert snel en is een goede bodemverbeteraar. Hij wordt daarom ook wel eens aangeplant als grondverbeteringmiddel onder naaldbomen.
Het hout heeft geen kern en is geelwit, zwaar en taai met karakteristiek gebogen jaarringen. Het is even weinig duurzaam als beukenhout, omdat het sterk aan werking onderhevig is. Het is geschikt voor de fabricage van slagersblokken, houten kamwielen, katrollen, houten hamers, gereedschapsstelen, onderdelen voor windmolens, assen, piano-onderdelen spindels, melk- en botertonnen, kegels enz.
Vroeger werd haagbeukenhout gebruikt voor het branden van houtskool. Uit haagbeukenas maakte men potas.
Soorten
Van de circa 35 haagbeuksoorten wil ik de volgende noemen:
- De Japanse haagbeuk, Carpinus japonica, heeft een grijsbruine bast die in grote plakken afschilfert. De bladeren zijn in het begin roodachtig, aan twee kanten zacht behaard en kleuren geel in het najaar.
- De hartbladerige haagbeuk, Carpinus cordata, heeft breed hartvormig blad, een bruingrijze schors vol scheuren. Ieder blad eindigt in een fijn, borstelachtig punt.
- Carpinus laxiflora heeft rood blad, een lichte bast en een rode herfstkleur.
- Carpinus betulus ‘Fastigiata‘ wordt ca. 10 m hoog, heeft een zuilvormige gestalte en heeft een kroondoorsnede van 8 m.
- Carpinus betulus ‘Columnaris ‘ is een bolvormige variëteit.
- De langzaam groeiende Carpinus betulus ‘Pendula’ is een treurhaagbeuk die hooguit 4 m hoog wordt.
- De eikebladige haagbeuk, Carpinus betulus ‘Quercifolia’, bereikt een hoogte van 12 m.
Grondsoort
De haagbeuk stelt weinig eisen aan de bodem, maar heeft een voorkeur voor leemhoudende grond.
Bronnen Brigit Kahlert 2005 – www.stemderbomen.nl, bewerking Rudi Van Overloop 2008