Isopogon is een geslacht van ongeveer 30 soorten groenblijvende struiken uit Australië is geliefd om de ronde tuilen met geurende witte, roomwitte of roze voorjaars- of zomerbloemen, maar ook om het attractieve, lichtgroene blad dat weliswaar meerdere malen is ingesneden en daardoor varenachtig oogt, maar net als het blad van veel Australische soorten hard en stekelig aanvoelt.
Ze hebben een bescheiden charme en staan soms wat in de schaduw van spectaculairdere verwanten als de Grevillea´s en de Banksia´s. Na de bloei verschijnen de houtige, knotsvormige zaadhoofdjes, die soms lang nadat bloemen en bladeren zijn verwelkt nog aan de stengels zitten.
Standplaats
Deze vorstgevoelige planten hebben een zonnige plaats en goed doorlatende grond nodig en een klimaat met droge zomers. Geef ze op hete dagen ruim water. In de winter vermeerderen uit vers zaad of in nazomer en herfst uit stek.
Isopogon anemonifolius is een opgaande, bossige soort uit Oost-Australië die daar bijna 2 m hoog en breed wordt, al zijn er ook laagblijvende, liggende vormen bekend. Hij draagt in het voorjaar opvallende, kegelvormige, roomgele bloemhoofdjes, die later worden gevolgd door de zaadkegels. Deze niet winterharde plant heeft in droge perioden veel water nodig.
Isopogon dawsonii is een en attractieve soort uit de Blue Mountains van New South Wales (Australië), waar hij groeit op zandsteenhellingen en steile rotsen. Het gaat daar om een hoge, open struik van 3 m hoog die ingesneden bladeren heeft met afgeplatte leden. De fletsgele bloemen met een roze zweem worden gevolgd door zilvergrijze zaadhoofdjes. Als kuipplant blijven ze uiteraard kleiner.
Isopogon formosus is een variabele soort afkomstig uit het zuiden van West-Australië. Hij vormt in de regel een bossige, tot 1.5 m hoge en brede struik en heeft meermalen een ingesneden, donkergroen blad dat stijf en stekelig is. De bekoorlijke, roze bloemhoofdjes zijn ongeveer 5 cm groot.
Verzorging
In de zomer:
Standplaats: kan buiten
Gieten: met mate, allen rijkelijk gieten op hete dagen
Bemesten: van mei tot augustus om de 14 dagen
In het najaar: binnenhalen voor de eerste nachtvorst
In de winter
Standplaats: koel en vorstvrij
Gieten: spaarzaam gieten
Bemesten: niet bemesten
Overwinteringstemperatuur: 10-12 °C
Lichtbehoefte: voldoende licht