Een pothortensia zit vol verrassingen. Onder invloed van bodemstoffen en licht doorlopen de bloemen merkwaardige kleurwisselingen die maar zelden bij andere planten worden waargenomen. Dit maakt het de plantenliefhebber mogelijk zelf zijn favoriete bloemkleur te bepalen. De pothortensia (Hydrangea macrophylla) is een mooi voorbeeld van hoe een typische park- en tuinplant ook de huiskamer kan veroveren. Hortensia´s zijn immers in hoofdzaak tuinplanten die buitenshuis tot flinke heesters kunnen uitgroeien en waarvan er verschillende, in vorm afwijkende soorten bestaan. De kamerteelt beperkt zich veelal tot de ondersoort macrophylla en meer precies tot de vorm otaksa.
Ze werd reeds in 1784 in Japan ontdekt door de Zweedse botanicus Carl Thunberg. De gevonden plant had een kogelvormige bloeiwijze met onvruchtbare bloemen en grote loofbladeren. Vrij snel werd duidelijk dat het geen wilde vorm was maar een cultuurvorm. Die werd reeds langer door de Japanezen en wellicht ook door de Chinezen geteeld en ontsproot uit kruisingen van verschillende wilde hortensiasoorten.
Bij ons werd ze ´Hortensia´ gedoopt ter ere van Hortense de Beauharnais – de dochter van de keizerin Joséphine van Frankrijk die enige tijd koningin van de Nederlanden was.
Kleurwisselingen
Pothortensia´s zijn houtige planten met gesteelde, enkelvoudige bladeren. Ze zijn weinig winterhard maar kunnen niettemin ook op een tegen vorst beschutte plek in de tuin worden overgehouden. In huis is dit evenwel van geen tel. Van de plant zijn talloze variëteiten in omloop waarvoor men best bij gespecialiseerde kwekers ten rade gaat of plantencatalogi raadpleegt. De oudere rassen bezitten doorgaans langere bladstelen terwijl nieuwe cultivars vaak meer gedrongen zijn. De bloeiwijzen zijn bolvormig en bestaan haast uitsluitend uit steriele bloemen. In toenemende mate worden ook Hortensia´s van het zogenaamde ´lacecap´- of ´Teller´-type aangeboden. Die dragen in het midden vruchtbare bloemen die met een krans van steriele bloemen worden omzoomd.
De kleur van de bloemen varieert van wit tot donkerroze. Een Hortensia heeft echter de merkwaardige eigenschap van bloemkleur te kunnen veranderen onder invloed van bepaalde chemische stoffen en zonder dat de plant hieronder lijdt. Het gaat hierbij om een kleurverandering van rood naar blauw. De kleuromvorming wordt grotendeels veroorzaakt door aluminiumzouten die in het celsap aanwezig zijn.
Afhankelijk van de zuurtegraad kunnen die al dan niet oplossen. Vooral bij lage pH-waarden – onder 4,5 – worden de zouten omgezet en wijzigt het rood in blauw. Het aluminium werkt alleen door zijn aanwezigheid in het celsap en wordt niet door de plant verbruikt. Het proces is dus omkeerbaar. Anderzijds beïnvloeden ook de in de plant aanwezige kleurstoffen de kleurwisseling. Zo bezit de Hortensia een rode kleurstof die door licht wordt geactiveerd. Om de invloed hiervan tegen te gaan, wordt niet alleen de zuurtegraad van de groeibodem op peil gehouden, maar worden blauwe soorten in het voorjaar licht beschaduwd.
Toch een beetje aandacht
Wil men de verkleuring bevorderen ofwel behouden, dan moet de plant in een extra zure grond worden geplant en mag niet met kalkhoudend water worden gegoten. Daarnaast kan aan de potgrond een voldoende hoeveelheid aluminiumsulfaat (200 g/m²) of ammoniumaluin uit de drogisterij worden toegevoegd. De Hortensia groeit het best in een zure bodem met een pH tussen 3,5 en 4,5. De kleurintensiteit is afhankelijk van de zuurtegraad en tegengesteld aan de bladgroei. Dit wil zeggen dat de mooiste rode kleur bij een pH van 6 wordt bereikt. Doordat dan evenwel niet meer aan de ijzerbehoefte wordt voldaan resulteert dit in een terugloop van de groei.
Ook voor de bemesting moet met de nodige kennis van zaken worden tewerkgegaan. Men gebruikt hiervoor enkel een fosfaatarme mengmest, want fosfor werkt aluminium tegen. Bijwijlen kan aan het gietwater een aluminiumoplossing (20 gram per 10 liter water) worden toegevoegd, bij voorkeur wanneer de knoppen aan de plant verschijnen. Daarvoor dompelt men de potkluit eens goed onder in een emmer kalkvrij water waaraan de oplossing is toegevoegd zodoende dat ze gelijkmatig over de potgrond wordt verspreid.
Wil men evenwel rode hortensia´s verkrijgen dan gaat men omgekeerd tewerk en sluit men alle factoren die het blauwkleuren veroorzaken uit. Zo wordt onder meer geplant in een voedzame en vooral fosforrijke grond met een neutrale pH – maximaal tussen 6,3 en 6,8.
Vaak worden de planten na de bloei weggegooid, niettegenstaande met enige zorg gemakkelijk kunnen worden overgehouden. Voor de verdere groei worden ze na de bloei tot op twee ogen boven het oude hout teruggesnoeid en meteen verpot.
Bijzondere verzorgingseisen
Bladverliezende bladplant die onder normale omstandigheden tussen 60 en 100 cm hoog wordt. De grote, bolvormige bloeiwijze is meestal pastelkleurig en varieert tussen wit en roze met talloze tussentinten en kleurvervormingen naar blauw. Bloeit doorgaans in de vroege zomer. De plant is zeer waterbehoeftig waardoor de kluit gemakkelijk uitdroogt. Ze moet daarom zeer regelmatig water krijgen, vooral tijdens warme perioden. De kluit bijwijlen onderdompelen in lauwwarm water. Tijdens de winterrust de watergift minderen, docht steeds de kluit vochtig houden. De hortensia is gevoelig voor kalk en mag uitsluitend met lauw, kalkarm (onthard) water begoten worden. Dit geldt in het bijzonder voor de blauw bloeiende planten.
Luchtvochtigheid hoog (tenminste 60%).
Temperatuur:
Mag in de zomer naar buiten, maar is niet winterhard. Om zich van een langdurige bloei te verzekeren bij voorkeur op een koele plek (tussen 12°-18°C) zetten. Overwinteren op een vorstvrije plaats bij minimum 6°C, doch liever niet bij temperaturen boven 10°C.
Licht:
Halfschaduw. Vooral blauwe soorten vereisen een licht beschaduwde plek – zeker in het voorjaar. Nooit in de volle zon zetten.
Bodem:
Extra zure grond zoals bladaarde, naaldbosgrond, turf(molm) of een mengsel van deze eventueel met toevoeging van een deel goed verteerde stalmest. Er bestaan ook bruikbare mengsels van witte en zwarte turf en klei (aluminiumsilicaat)
Bemesting:
Tijdens de groeiperiode in de zomer (juni-juli) zuurtegraadverlagende meststoffen toedienen zoals zwavelzure ammoniumaluin zeker wanneer de Ph beneden 4 ligt. Dit gebeurt door wekelijkse toediening van een hoeveelheid gelijk aan een koffielepel en dit gedurende vier opeenvolgende weken. In de nazomer wordt op gelijkaardige wijze nog eens bijbemest met kaliumaluin of aluminiumsulfaat (aluminiumchloride). Fosfor wordt het best onder een traagwerkende, moeilijk oplosbare vorm toegediend, bijvoorbeeld als beendermeel. Gebruik nooit samengestelde meststoffen met oplosbare fosforzuren!
Bronnen Geert Devriese, met dank aan de medewerking van de VLAM