Bloemen en planten

Een tuin kan niet zonder verticale accenten. Klimplanten zijn daarvoor de ideale versierders. Ze kunnen tegen een gevel groeien of een klimzuil, een pergola of berceau overgroeien. Klimmers laten zich ook gebruiken om een lelijk schuurtje te camoufleren. Omdat ze zo weinig ruimte innemen op de grond, zijn ze bij uitstek geschikt voor kleine tuinen en zelfs voor geveltuintjes en balkons. Om goed te kunnen groeien en bloeien hebben ze voldoende voedsel, water en ruimte nodig.


Wat zijn klim- en leiplanten?

Klimplanten zijn van nature hemelbestormers. Ze hebben windende stengels zoals blauwe regen en kamperfoelie of speciale klimorganen in de vorm van hechtwortels (klimop, klimhortensia), hechtranken (wingerd) of windende bladstelen (Clematis). Daarmee werken ze zich zelfstandig omhoog. De meeste klimplanten zijn houtig en gaan vele jaren mee. Slechts enkele zijn kruidachtig (vaste plant). Die sterven ´s winters bovengronds af, bijvoorbeeld de hop.

Er zijn ook leiplanten. Die worden weliswaar als klimplant verkocht, maar ze hebben geen klimeigenschappen. Ze maken lange slappe takken en kunnen in de tuin als ´klimplant´ worden toegepast. Onder natuurlijke omstandigheden groeien ze min of meer plat over de grond. Een bekende leiplant is bij voorbeeld winterjasmijn. Vaak worden ze afzonderlijk behandeld omdat ze – door het ontbreken van windende stengels of klimorganen – speciale voorzieningen vragen om te worden aangebonden.

Winterjasmijn Jasminum nudiflorum Verticale accenten kunnen variëren van hele pergola´s tot aan lage klimsteunen, voor iedere toepassing is er een passende klimplant

Hoe groeien klimplanten?

De manier waarop klimplanten houvast zoeken en omhoog groeien is van belang voor de manier waarop we ze in de tuin willen gebruiken. De mogelijkheden op een rij:

* Hechtwortels zijn vooral geschikt voor een stevige verankering in hout of steen. Klimop kan in hoog tempo grote oppervlakken begroeien. Voor goed gevoegde muren is dat geen probleem. Met hun dakpansgewijs over elkaar liggende bladeren vormen ze zomer en winter een goede isolatie. Alleen bij bouwconstructies (kozijnen, dakgoot, regenwaterafvoer) moet de groei worden beteugeld.

Ook een gezonde boom kan wel tegen klimopbegroeiing, al zijn deskundigen het er niet met helemaal over eens of de concurrentie in de kroon wel wenselijk is.
Alleen de stam dan maar? Ook schuttingen en een rondhouten afscheiding worden goed begroeid, maar bij grofmazig gaas of betongaas is er minder grip. Voor zulk materiaal zijn slingerplanten ideaal.

* Windende stengels zijn de klimmethodiek van (houtige) slingerplanten. Hun stengels zijn rechtsom draaiend, met de klok mee (Wisteria fIoribunda) of linkswindend. Windende planten klimmen het best omhoog langs verticaal steunmateriaal en zijn geschikt voor (beton)gaas, spandraden en trellis. Boomwurger (Celastrus) doet z´n naam eer aan en kan een boom letterlijk in een wurggreep nemen, vooral ook vanwege z´n sterke groei. Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) kan worden beschouwd als een inheemse liaan.

Andere soorten zijn: Actinidia, Akebia en Aristolochia. Bekende kruidachtige slingerplanten zijn hop, stokbonen en winde.

* Windende bladstelen komen voor bij Clematissen. Vinden ze geen houvast, dan winden ze zich om hun eigen stengels heen en ontstaat een onontwarbare bol. Bosrank (Clematis vitalba) is de enige soort die bij ons inheems is, een woeste groeier die zich uitzaait. Kleine witte bloemen, gevolgd door zilverkleurig vruchtpluis. De stengels groeien uit tot liaanachtige stammen. Clematis is een grote en belangrijke groep klimplanten.

* Ranken kunnen voorkomen als bladranken (Lathyrus, klokwinde of Cobaea), takranken (rankende pompoenen) of hechtranken (wilde wingerd). Planten met ranken moeten soms een beetje worden geholpen tijdens de groei.

* Stekels en doorns zien we bij rozen en Japanse wijnbes, ook braam. Het klimvermogen is beperkt, maar in vogelbosjes en gemengde erfbeplantingen vinden lange slappe takken houvast aan de buurplanten. In de sier- en moestuin zijn het leiplanten. Ze worden aangebonden aan horizontaal of verticaal gespannen ijzerdraden, gaas of een klimplantensteun.

Steunmateriaal

Als leiplanten, maar ook klimplanten, weinig houvast vinden, groeien ze als bodembedekker. Bij klimop kan dat een heel mooi effect geven en deze bosbewoner groeit zelfs in diepe schaduw. Om te kunnen klimmen moet verticaal steunmateriaal aanwezig zijn, een muur of een schutting bijvoorbeeld. Vaak is extra steun nodig in de vorm van gaas, houten latwerk of iets dergelijks. Een gemetselde staander van een pergola biedt de ranken van Clematissen bijvoorbeeld geen houvast.

Trompetklimmer (Campsis) en klimhortensia (Hvdrangea anomala petiolaris) maken weliswaar hechtwortels, maar doorgaans redden ze het niet zonder extra steun. Stevig aanbinden aan een solide houten latwerk of gespannen ijzerdraden voorkomt dat ze bij een zomerstorm loswaaien en breken. Zelfhechtende klimmers zoals wilde wingerd (Parthenocissus tricuspidata) en klimop (Hedera) hebben effectieve zuignapjes (hechtwortels) om zich vast te houden. Een muur van zeer harde betonsteen kan echter problemen geven, leert de ervaring. Er moet dan toch steunmateriaal worden aangebracht.

Bron: brochure Klimplanten voor uw tuin – PPH Plan Publicity Holland – pph.nl, bewerking Rudi Van Overloop