Bloemen en planten

De Viscum album, ook wel Maretak, Vogellijm of Mistletoe geheten is een bijzondere plant, die via de Engelse tradities hier met Kerst zijn intrede heeft gedaan. U kent het verhaal: hang een stukje maretak in de deuropening en je krijgt een zoen van degene die zich ook op die plek bevind. De Maretak, die hoog in de kruinen van bomen leeft en midden in de winter nog groen is, en met haar eigenaardige, gaffelvormig vertakte stengels en de lintvormige bladeren, heeft reeds in de alleroudste tijd tot de verbeelding van mensen gesproken. In de godenleer van veel volken speelde ze een grote rol en werd als heilige plant vereerd in het oude Europa. Zij was het zinnebeeld van het weer ontwakende leven en speelde een grote rol bij de godsdienstige viering van de zonnewende, op de kortste dag.


Druïden gebruikten het als offer voor de goden en met gouden messen snoeiden zij de maretak uit de bomen en bereidden er geneesdranken van. Bij volle maan liepen deze priesters door het heilige eikenwoud, met twee witte stieren naast zich, die glansden in het maanlicht. Welke rituelen zij uitvoerden weten wij niet meer, maar wel dat de maretak of mistletoe nog steeds tot de verbeelding spreekt.

In de Keltische taal betekende Maretak ´geneest-allen´ en zij geloofden dat het wonderlijke geneeskrachten bezat. Het genas niet alleen ziekten maar kon ook alle gifstoffen zuiveren, vruchtbaar maken, mensen beschermen van hekserij en het huis beschermen tegen geesten. Maretak bracht aan eenieder geluk die het bezat.

 

Parasieten

Wij weten dat er dieren bestaan, die als parasieten op anderen leven en met hun zuigorganen hun slachtoffers bloed aftappen om zichzelf daarmee te voeden. Zo zijn er ook planten die zich niet met behulp van hun wortels voeden, maar het
gemakkelijker vinden de maaltijd bij anderen te vinden. Deze plant echter is een halfparasiet.
De plant leeft op de takken van haar gastheer en ontrekt daaruit het water, en met dat water ook de aanwezige voedingsstoffen, die andere planten uit de grond opnemen. Zij teert echter niet alleen op de zak van haar gastheer, want de koolzuurassimilatie neemt zij zelf voor haar rekening. In tegenstelling tot parasieten heeft zij ook bladgroen en is dus feitelijk een halfparasiet. Zij is dus ook in staat om met het opgenomen water en de daarin opgenomen zouten, en koolzuur uit de lucht zelf al die stoffen te bereiden die zij nodig heeft voor de bouw van haar lichaam.

Uiterlijk

De geelachtige groene stengels komen onmiddellijk uit de takken van de ´woonboom´ en vertakken zich vorkvormig, steeds twee aan twee, want aan het uiteinde van elk takje zit een bloemknop. Hoewel ze vrij bros zijn kunnen ze toch weerstand bieden aan de winterstormen want hun bladeren zijn bij de voet altijd min of meer gedraaid. Dit heeft tot gevolg dat de verschillende delen van het blad in verschillende richtingen staan, zodat de luchtstroom in veel kleinere stromen ontbonden wordt.

Gebrek aan water is een probleem waarmee de maretak in de winter te kampen heeft. Het water, dat zij gebruikt, kan zij alleen halen uit de boom waarop zij leeft en deze kan uit de koude, vaak bevroren grond maar heel weinig water opnemen. Maar de bladeren zijn leerachtig en daardoor is de plant in staat om maanden lang droogte te weerstaan. Een afgesneden tak blijft zelfs in de kamer zeer lang vers.

De bloemen, uiterlijk niet meer dan groene dikke knopjes, van de tweehuizige maretak zijn zeer klein en onopvallend, zowel in vorm als ook kleur. Ze zijn nauwelijks zichtbaar, maar zij geuren sterk en bevatten honing. Daarom krijgen zij veel bezoek van insecten, te meer omdat de bloemen al in maart opengaan en er nog weinig honingbronnen te vinden zijn. In een normale bloem zijn kelk- en kroonbladeren, evenals stuifmeeldraden en stampers duidelijk van elkaar te onderscheiden. De maretakbloem vertoont dit onderscheid niet. Er zijn slechts vier enkele millimeters lange bloemblaadjes, die tegelijk kelk- en kroonblad zijn en bovendien stuifmeel produceren (bij de mannelijke bloem). In de vrouwelijke bloem is geen duidelijke stamper, maar slechts een wat hoog gewelfd stengelachtig weefsel te zien.

Verspreiding

Hoe komt nu die vreemdsoortige plant op (in) de boom?

Het enige wat een werkelijk opvallende verschijningsvorm heeft, is de vrucht. Het zijn bessen, zo groot als een erwt, die door hun witte kleur duidelijk afsteken tegen het groen van takken en bladeren. Ze hebben een doorschijnende huid waaronder is het slijmweefsel zichtbaar is.
Zij worden vooral met bijzondere graagte gegeten door niet alleen de grote lijster (Turdus viscivorus), maar ook door zijn neef, de grote kramvogel (Turdus pliaris). De pestvogel (Bombycila garruus) zorgt overigens voor de verspreiding van de maretak die op grotere hoogten op Abies en Pinus groeien.

De bessen hebben buitengewoon kleverig sap (vogellijm) zodat de zaden gemakkelijk aan hun bevederde achterwerk blijven plakken. Als ze gegeten worden dan veranderen de uitwerpselen van de vogels in een kleverige, lijmachtige stof, die in lange draden uittrekbaar is. Strijken de vogels nu, na de maaltijd, hun snavels af aan een tak, of blijven hun uitwerpselen daaraan kleven, dan zijn de harde, onverteerbare zaadjes op de plaats gekomen waar ze kunnen
ontkiemen. De kans dat zij zich daar zullen ontwikkelen is groot, omdat zij op die plek stevig vastgemaakt worden.
Zo is het ook te verklaren waarom zij vaak wortelen op de zijkant of zelfs de onderkant van een tak. Het kiemworteltje, dat altijd de tak weet te vinden -dus van het licht afgroeit- dringt de schors binnen tot op het hout en zendt dan naar alle kanten wortels uit die onder de schors lopen. Uit deze ´schorswortels´ gaan dan andere wortels, de ´zinkwortels´ die in de jonge houtlaag dringen en hoe langer hoe dieper in de steeds dikker wordende tak geraken.

Deze plant komt voor in Engeland en Midden Europa tot in het Nederlandse Zuid-Limburg en groeit meestal op populieren, vruchtbomen en ook op naaldbomen komen ze wel voor.
Men heeft daarom lang gedacht, dat de plant een voorkeur voor die bomen heeft. Maar het is niet de Maretak die liever op de ene boom groeit dan op de andere, maar de grote lijster die liever in boomgaarden of in populieren zit.

Zelf proberen?

Wil je zelf een maretak in de tuin. Koop dan bij de bloemist een tak met bessen. Knijp de bessen fijn en smeer de kleverige zaden op de boomtak. Een grote lijster is hiervoor niet nodig. En dan afwachten maar. 

Bronnen: Dr. O. Schmeil: Leerboek der plantkunde 1906