Groente en Fruit

In dit deel worden de volgende gewassen behandeld: raapsteel, snijmoes, splijtkool, stengelsla, veldsla en zuring. Ook nu wordt informatie over oorsprong, vorm, gebruik en teelt gegeven. Eventuele meerdere namen worden eveneens vermeld.

Raapsteel – Brassica campestris. Deze groente uit grootmoeders tijd is oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse zeegebied, West Azië, Noord China en Korea. Uit mijn jeugd weet ik me herinneren, dat dit in het voorjaar na een winter met stinkende koolrapen en dergelijke weer als eerste verse groente werd aangevoerd. Een apart gewas is dit niet het zijn de eerste bladeren van diverse soorten raapjes en rapen. Doorgaans gebuikt men zaad van de campestris soorten, maar ook dat van de rapa soorten, zoals witte meiraapjes is bruikbaar. Daarnaast kent men Namesia, maar dit is mosterdachtig gewas.


Men kan reeds vanaf eind januari in de koude kas en vanaf half maart in de volle grond. Zaai om een mals gewas te krijgen dicht opeen en laat het niet te groot worden. Snij het of trek het uit en bereid het als spinazie of maak er een salade van.

Andere namen zijn keel, bladmoes, rubbeke, snijkool en steelmoes.

Snijmoes – Brassica napus var. napus

Ik sta verbaasd hoeveel gewassen er uit het Middellandse Zeegebied komen. Zouden de Romeinen ze meegebracht hebben? Snijmoes is eveneens afkomstig uit het Middellandse zeegebied. Dit is niet zoals bij raapsteeltjes het jonge blad van raapsoorten maar van koolsoorten. Vooral in de Noordelijke provincies van Nederland is dit gewas in trek. Over de juiste botanische naam bestaan wat twijfels. Vermoedelijk is het kruisig tussen raap en bladkool. Het is een pittig smakende bladkool. De soortnaam Blauwe Groninger verwijst hiernaar. Snijmoes met name Blauwe Groninger is een geliefde groente van mijn vrouw. De bladstelen zijn namelijk blauwaderig.

Het is dichtgezaaide kool. Het blad of het nu jong is of iets ouder kan gestoofd worden gegeten. Men zaait het breedwerpig van februari tot eind augustus. De oogsttijd valt ongeveer twee maanden later, dus van april tot en met oktober. Ook dik gezaaid zaad van savooiekool kan voor deze teelt gebruikt worden.

Men snijdt het al heel jong en als men het hart spaart komt er hergroei. Hoe jonger het blad hoe smakelijker. Het is een van de vroege bladgroente vanaf de volle grond. In het begin hebben we heel lang naar zaad lopen zoeken. Wij eten het gestoofd.

Andere namen zijn bladkool en snijkool. In de praktijk maakt men weinig onderscheid tussen raapsteel, snijmoes en namesia.

Splijtkool – Brassica oleracea

Deze bladkool is afkomstig van de Europese kuststreken tussen Spanje en Zuid Engeland. Vanuit het Zuiden van Europa wordt zaad in de handel gebracht van deze plant, die ruim twee meter hoog wordt. Mij is bekend dat dit gewas in Nederland voornamelijk in de provincie Noord Brabant werd geteeld. In dit gebied genoot het bekendheid als armeluisgroente. Ik neem aan, dat dit gewas ook in België is geteeld.

De plant vertakt zich zeer sterk en kan in onze streken een hoogte van één meter bereiken. Het gehele jaar kunnen de bladeren worden geplukt en een eventuele verwijdering van de hardere bladnerven op dezelfde manier als sluitkool gekookt worden. Dit gewas blijft voortdurend doorgroeien, zodat men de bladeren het gehele jaar kan plukken. Om deze eigenschap werd deze kool ook wel Eeuwig moes genoemd. Een andere naam duizendknoop wijst op de vele vertakkingen.

Hoewel de winterharde planten jaren kunnen meegaan is het goed regelmatig een gedeelte te vernieuwen door stekken. Men trekt een van de vele zijtakjes met een lengte van ongeveer 15 cm los, maar zorgt er voor dat een hieltje hieraan blijft zitten. Men steekt dit, nadat men eventueel de onderste bladeren heef verwijderd voor de helft in de grond. Het takje groeit uit tot een nieuwe plant. Doordat de plant jaar in jaar uit door stekken vermeerderd is heeft hij het vermogen om zaad te vormen verloren.

Het zaaien geschiedt daar van eind april tot begin juni. Na vier maanden wordt dan het gewas geoogst en hoofdzakelijk gebruikt als veevoer. Geadviseerd wordt het koolbed eens in de zes jaar te vernieuwen. Het blad wordt op dezelfde manier als sluitkolen gebruikt. Omdat in de winter de nerven wat harder kan men ze dan verwijderen.

Van de firma Battle (Spaans) werd dit aangeboden onder de naam Thousand heads type (dus duizendknoop).

Een andere naam is duizendknoop.

Stengelsla of sladerij – Lactuca sativa var. angustana

Vanuit China is deze niet kroppende sla in onze streken terecht gekomen. De niet al te malse bladeren groeien aan een lange dikke stengel en kunnen regelmatig geplukt worden. Men eet het blad het liefst gestoofd want voor rauw gebruik is het blad aan een te harde kant. In andere, meestal oosterse streken wordt ook de stengel gekookt of geroerbakt gegeten.
Men zaait dit gewas omstreeks eind april tot eind mei op rijen uit voor zomerteelt. Voor een winterteelt kan men iets later zaaien. Wil men al in het voorjaar oogsten dan kan men voorzaaien onder glas en later uitplanten. Let er op dat bij een te vroege teelt soms heel vaak bloemvorming optreedt.
De naam sladerij is een samentrekking van sla en selderie.

In het Engels kent men het als celtuce namelijk van celery en lettuce.
Verder is het ook bekend onder de namen: stamsla, aspergesla, sla andijvie en selderijsla.

Veldsla – Valeriana locusta (syn. Valerianella locusta)

Dit gewas is van Europese oorsprong. Maar er zijn geen aanwijzingen, dat het in het verleden in onze streken geteeld is In het algemeen wordt aangenomen, dat deze groente tot Valeriana familie behoort. Anderen beschouwen het echter als een aparte familie namelijk Valeriaella.
Deze groente wordt niet veel hoger dan tien centimeter en is winterhard. Bij de teeltwijze onderscheidt men twee methodes. De teelt waarbij de plantjes dicht op elkaar staan (broeivet genaamd} geeft een fijn en teer gewas. Bij een afstand van ruim tien centimeter tussen de plantjes onderling (ezelsoren genoemd) ontstaan bladrozetten met iets stevigere bladeren.
Nadat men de plantjes met wortel en al heeft geoogst kan men de jongere blaadjes in rauwkost, salades en soep gebruiken. Iets oudere blaadjes kan men verwerken in stamppot.
Men kan dik zaaien vanaf begin juli tot begin september en oogsten vanaf winter tot vroege voorjaar. Alleen moet men voor de ezelsoren methode na opkomst uitdunnen.

Zuring – Rumex rogusus

Zuring

Bovengenoemde botanische naam hoort bij het op mijn tuin staande type met grote brede bladeren. Er zijn namelijk diverse soorten met afwijkende namen die allen uit Europa afkomstig zijn. Dit is een verbeterde cultuurvorm van de wilde veldzuring die in geheel Europa voorkomt. Meestal vindt men de wildvorm in bermen en weilanden.

Hoewel de vermeerdering voornamelijk plaats vindt door scheuren kan men dit gewas ook zaaien in april. Echter hebben gezaaide planten de neiging gemakkelijk door te schieten. Maar bij beide moet men regelmatig de bloeistengels verwijderen.

De jonge bladeren van dit gewas worden in soepen, in salades en gekookt als spinazie gebruikt. In het laatste geval kan men de zure smaak iets verzachten door enkele blaadjes melde mee te koken. In Gelderland kookt men er zure pap van. Bij voorkeur plukt men de bladeren en snijdt ze niet. Een te zure smaak kan men verzachten door enkele blaadjes melde mee te koken.

Enkele andere soorten zijn Veld- of Tuinzuring (R. acetora), Franse- of Spaanse zuring (R. sculatus),Krulzuring (R. crispus) Spinaziezuring of Doorlevende spinazie (R. patentia), Bloedzuring (R. sanguineus), Maagdenzuring (R. montanus) Schapezuring (R. acetocsella). De kleine verschillen zitten in zuurgehalte, bladvorm, bladkleur, smaak en dergelijke.

Ook de naam zurkel komt voor.

Bron Pieter Bimmel 2006, bewerking RVO 2008