Wie ooit op vakantie ging in Spanje, Italië of Griekenland heeft ze misschien in het wild zien staan. In veel toeristische plaatsen rond de Middellandse Zee vindt men cultivars van deze planten met hun schitterende, soms geurige bloemen aangeplant langs menige wandelstraat.
Oleanders brengen een zuiderse, bijna tropische sfeer in de tuin. Zelfs in een kleine tuin of op een balkon kunnen ze een vakantie gevoel oproepen.
De natuurlijke groeiplaatsen zijn gelegen rond de Middellandse Zee: in Noord Afrika van Marokko tot Algerije en Tunesië, in Zuid Europa langs de Mediterrane kust, van Gibraltar tot Libanon en Israël en op eilanden in de Middellandse Zee zoals Kreta, Corfu en Cyprus. Verder naar het oosten langs de boorden van de Tigris van Zuidoost-Turkije tot de Iranese kust van de Perzische Golf, rond de Golf van Oman, in het binnenland van Afghanistan en Pakistan, in India ten noorden van New Delhi en in delen van westelijk China en Japan.
Men vindt ze in open locaties in de volle zon, in vochtige valleien, langs stromen en in rivierbeddingen die tijdelijk droog vallen.
Oleanders hebben een goed ontwikkeld wortelgestel en zijn in staat om lange droogteperiodes te doorstaan evenals tijdelijke overstromingen. Ze groeien op plaatsen beneden de zeespiegel (rond de Dode Zee) en op hoogtes van boven de 2500 m.
In sommige boeken wordt verwezen naar een veelvoud van species, zoals Nerium indicum en Nerium odorum. In 1984 publiceerde A.J.M. Leeuwenberg een herziening van de Apocynaceae. Na een vergelijkende studie door F.J.J. Pagen van honderden herbarium specimens en menige levende plant, concludeerde Leeuwenberg dat deze allemaal tot een enkele soort, Nerium oleander (Linnaeus) behoorden.
Er zijn wel enkele niet benoemde variëteiten. Zo vond men in Europa oorspronkelijk enkel de geurloze roze en rode, enkelvoudige Mediterrane variëteiten. De witbloemige vorm werd in 1547 ontdekt op Kreta. Op het einde van de 17de eeuw werd de geurige, roze vorm met dubbele bloemen uit India en Ceylon (Sri Lanka) in Europa geïntroduceerd evenals een geelbloemige vorm uit India.
Een eeuw later waren er in Europa door kruising van deze soorten circa 170 cultivars bekend.
Niet elke cultivar kreeg een naam, soms word enkel de kleur vermeld, zoals: ´Red´, ´White´, ´Creme ´Salmon´, ´Apricot´ en zo verder. Bij sommige cultivars kan men uit de naam afleiden hoe de plant en de bloemen er uit zien, zoals ´Petite Pink´ (klein, roze) ook ´Little Pink´ genaamd of ´Little Salmon´ (Petite Salmon´)
Nerium oleander ´Petite Salmon´ |
Soms koopt men een plant gemerkt als ´Sealy Pink´ (schelpenroze) wat niet echt de naam is vermits men hiermee alle zeer lichtroze bloeiende cultivars aanduid. Zo kocht ik in Frankrijk een oleander met dubbele zeemgele bloemen. Op het naamkaartje stond: ´laurier rose LUTEUM PLENUM (latijn: geel, vol) jaune, double´.
Latijnse namen mogen niet voor cultivars gebruikt worden dus kan het hier om een variëteit gaan of er werd hier tegen de regels van de nomenclatuur gezondigd. De meeste cultivars hebben een naam die refereert naar een persoon.
Nerium oleander ´Commandant Barthelemy´ |
Nerium oleander ´Sister Agnes´ |
In volle grond kunnen sommige oleanders tot 6 meter groot worden. Daar ons klimaat niet geschikt is om de planten buiten te laten overwinteren kan men beter opteren voor de Petite variëteiten deze worden 0,60 tot 1,50 m hoog.
Tegenwoordig heeft men ook miniatuurhybriden die slechts 30 tot 60 cm hoog worden. Deze zijn geschikt als kamerplant of voor een piepklein balkon.
Dwerg variëteiten worden tot 2,5 m hoog maar men kan door snoeien de hoogte beperken. Snoeien doet men best in de late zomer of vroege herfst zodat de nieuwe scheuten nog kunnen afharden voor de winter. Maar in de lente kan men ook zwakke takken en eventueel zeer oude stammen verwijderen.
Forse snoei zal resulteren in een jaar zonder bloei. Om die reden snoei ik als ik de planten wil verjongen nooit de hele plant maar elke zomer enkele takken.
Deze kan men laten bewortelen in water (eventuele bloemen verwijderen).
Vele jaren lukte het me niet om de uit vakantie meegebrachte (gekregen) stekken te bewortelen, tot ik enkele keien onderin de iets te grote bokaal legde om de stabiliteit tijdens het vervoer te vergroten. Sindsdien lukt het steeds, tenminste wanneer ik snoei eind augustus want in september lukt het niet altijd.
Nerium oleander ´Angioli Pucci´ |
Nerium oleander ´Marie Gambetta´ |
Men kan de planten buiten zetten half mei (vroeger kan ook maar bij (nacht)vorst periodes moet men ze terug binnen brengen). Vroeger groef ik de planten met pot en al in maar omdat ik er zo veel heb zet ik ze de laatste jaren gewoon bovenop de grond in een ondiepe schotel. Dat bespaart mij heel wat werk (snoeien van uit de pot gegroeide wortels)in het najaar bij het terug naar binnen brengen.
Verpotten doet men best in het voorjaar, maar dit hoeft niet elk jaar te gebeuren Ik heb er staan die al 10 jaar niet meer verpot zijn. Daar we dit jaar geen cactustentoonstelling houden hoop ik die dit jaar eens onder handen te kunnen nemen.
Nerium oleander ´Mathilde Ferrier´ |
Nerium oleander ´Mrs. George Roeding´ |
Mijn ervaring is dat ze het in elke goed gedraineerde potgrond groeien. Een turfachtig substraat is niet erg geschikt omdat oleanders tussen de gietbeurten moeten opdrogen en turf na uitdrogen bijna geen water meer opneemt. Ze houden van een goed voetbad maar verdragen geen constante natte voeten.
Om de groei te beperken en de bloei te bevorderen geeft men best stikstofarme (cactusmest is hiervoor erg geschikt) voeding.
De planten kunnen buiten blijven tot vlak voor de vorst. Overwinteren doet men bij 4 à 5 graden C en men geeft af en toe een weinig water, beter iets te weinig dan te veel. In het voorjaar iets meer gieten bij warm weer.
Bron: The Handboek on Oleanders by Richard & Mary Helen Eggenberger
Gepost door Cactusclub ´t Stekeltje van Addy Mestdach 2006, bewerking Rudi Van Overloop 2008.