Bloemen en planten

Mitchella repens

Voor een kleine tuin een kleine plant die ook in de rotstuin gebruikt kan worden. Dit is Mitchella repens (Rubiaceae). Een wintergroen, kruipend, halfhoutige plant van slechts enkele centimeters hoog. Jonge twijgen draadachtig, bijna vierkant; bladeren eirond, glanzend donkergroen, tot 1 cm, vaak wit geaderd. Bloeit in juni-juli aan het einde van de twijgen met enigszins opstaande, witte, vaak iets roze, geurende tot 1.5 cm grote, trechtervormige bloemen. Vruchten bolvormig, 6 mm groot en rood van kleur. De smaakvolle vruchtjes blijven vaak tot na de winter aan de plant. Behalve als er patrijzen in de buurt zijn, want de Nederlandse naam is patrijsbes.



De plant is vernoemd naar John Mitchell, een botanicus uit Virginia en een correspondent van Linnaeus. Het verspreidingsgebied van deze plant is in het oosten en midden van Noord-Amerika, van Nova Scotica tot Florida en westelijk tot Texas. Deze plant houdt niet van kalk, gedijd goed in de schaduw of halfschaduw, en is vochtminnend. De plant is in Engeland rond 1761 geïntroduceerd door John Bartram.

Linnaea borealis

Het uiterlijk van deze plant lijkt wel wat op Linnaea borealis ofwel het Linnaeus klokje. Ook deze plant gedijd goed op vochtige plaatsen in de halfschaduw en is evenals Mitchella een groenblijvende bodembedekker van slechts enkele centimeters hoog. Dit geslacht behoorde tot de kamperfoelie familie, de Caprifoliaceae, maar thans wordt zij gerekend tot de naar haar vernoemde familie van de Linneaceae.

Het struikje heeft zeer dunne, kort gelede twijgen; bladeren meestal rond en donkergroen tot 3 cm lang. Bloeit in juli-augustus met kleine, tot 1 cm grote, geurende, violet gekleurde bloemen die paarsgewijs op rechte stelen staan. De bloemen zijn klokvormig en vijflobbig en worden gevolgd door kleine, donkergele, saploze bessen. Deze kleine plant wordt gevonden in het noorden van Noord-Amerika, Siberië en Noord-Europa. Borealis betekend noordelijk, dus goed winterhard! Zoals de naam al doet vermoeden is dit plantje vernoemd naar de vader van de botanie: Carl Ritter von Linne (Linnaeus). In cultuur altijd moeilijke planten die geen lang leven beschoren zijn.

Thans echter is er een kloon in omloop die op onze humeuze gronden goed groeit, tot 1m per jaar, en die veel steviger is dan de klonen die vroeger in cultuur waren. Op armere gronden groeit zij langzamer en compacter.
 

Rhamnus frangula ´Asplenifolia´

Een heester met de weinig aantrekkelijke naam, de gewone vuilboom, heeft toch een schone cultivar nl. Rhamnus frangula ´Asplenifolia´. Dit is een brede struik tot 2 m hoog met zeer smalle, lijn-lancetvormige, donkergroene bladeren tot 6 cm lang en 3-5 mm breed, gezaagd, soms getand met een gegolfde bladrand. Bloeit in juni-juli met kleine, lichtgroen-gele, kruikvormige bloemen in de oksels van de bladeren. Vruchten eerst rood, later bijna zwart. De plant is voor 1888 ontstaan uit zaad in Muskau, in het voormalig Oost-Duitsland. Een vochtige zanderige grond in zon of halfschaduw is de beste standplaats.

Xanthorhiza simplicissima

Behalve Clematis komen we de familie van de Ranonkel (Ranunculaceae) weinig tegen in onze houtige gewassen. Soms vind je geelhout, ofwel Xanthorhiza simplicissima in een tuin. De naam refereert aan de gele wortels van de plant (xanthos = geel, rhizza = wortel), maar ook het binnenste hout is geel. Het is een laagblijvende struik van 30-60 cm hoog, die wortel uitlopers maakt, doch niet woekert. De bladeren hebben een zeer lange lange bladsteel, tot 14 cm, zijn meestal 5-delig of 3-delig met een gespleten topblad en geveerd. Jonge bladeren purperkleurig, later groen, zeer dun en glad, in de herfst naar goudgeel verkleurend. De bloemen zijn klein, 4 mm, met 5 kelk en 5 kroonbladen, min of meer violetkleurig, in ijle hangende pluimen en verschijnen in maart en april, soms al in februari. Ze worden gevolgd door kleine kokervruchtjes met twee zaden. Deze attractieve plant is inheems in het oosten van Noord-Amerika en groeit daar in vochtige bossen en waterstromen. Ze verlangt een vochtige zure grond, liefst in de schaduw. Hoewel de plant sinds 1776 in cultuur is, ziet men ze zelden in de tuin.
 

Foto Specialtyornamentals

Xanthoceras sorbifolium

Voor een droge en zonnige plek in de tuin kan men kiezen voor Xanthoceras sorbifolium. Dit is ook zo´n plant die je te weinig in tuinen ziet. Het is een kleine boom of meerstammige struik die in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in Noord China en Mongolië een hoogte van 7 m kan bereiken, doch in Europa zelden hoger wordt dan 3 m. Twijgen sterk opgaand, bladeren geveerd, tot 20 cm lang, met 9-17 getande blaadjes. Bloeit in mei- juni met zuiver witte bloemen in tot 20 cm lange, opstaande trossen, kroonbladen tot 3 cm lang, aan de basis geelrood gevlekt. De vrucht is een appelvormige doosvrucht waarin zich twee zwarte, eetbare zaden bevinden ter grootte van een erwt. De plant behoort tot de familie van de Sapindusachtigen (Sapindaceae) en de naam Xanthoceras is een samenvoeging van xanthos (geel) en keras, wat hoorn betekend. Tussen de kroonbladen bevinden zich hoornachtige aanhangsels.
 

Foto Manntaylor

Acht kerels liggen onder een 13 meter hoge Oxydendrum arboreum in de Valley Gardens bij Windsor in Engeland. In aanbidding gestrekt naar boven turend. Even verderop een enorme Daphniphyllum, om van de Lindera maar niet te spreken. Hadden we dat maar in Nederland, verzucht er een, Arbutus aardbeien etend, terwijl de andere in extase de vruchten van Magnolia campbellii aanschouwt. Volgens de geleerden wordt het weer in Nederland als aan de Costa´s, dan kunnen we het hele mediterrane sortiment bij ons kweken, meldt een andere boomkweker.

Maar niet het nieuwe sortiment, dat dankzij de klimaatverandering in Nederland buiten een kans gaat maken, maar het feit dat een groot deel van de groep het totale Nederlandse plantensortiment kent, verklaart de honger naar meer, andere en betere planten. Want niet alleen de gezonde drang het sortiment te vernieuwen lag ten grondslag aan het bezoekje aan het Verenigd Koninkrijk. Ook pure interesse naar nieuwe en andere planten voor gebruik in tuinen waren de beweegredenen af te reizen. Maar waarom wordt het winterharde, andere sortiment in Nederland niet gebruikt, verzucht er een. Gebrek aan plantenkennis bij veel gebruikers. En onbekend raakt steeds meer onbemind, was de gezamelijke conclusie (en één van hen was ik).

Bronnen Arjan Laros – Uit Tuin & Landschap 22 (1996), eerder verschenen in Ericultura nr. 113 1999 – bewerking RVO 2008