Bomen en hagen

Januari was gemiddeld bijna 4° C te warm en februari kende dagen waarop mensen naar het strand trokken. De natuur moet zich aan deze veranderingen aanpassen, sommige plant- en diersoorten kunnen er hun profijt uit halen, maar vele zullen op termijn verdwijnen. Van beuk tot appelboom, onze inlandse planten krijgen het moeilijk. Hoe vroeger de fruitbloesems in bloei komen, hoe groter het risico op bevriezing door voorjaarsnachtvorst of hoe kleiner de kans op vruchtzetting door de afwezigheid van voldoende bestuivende insecten. De hoeveelheid stuifmeel van windbestuivers die allergieën veroorzaken zoals berk, hazelaar en grassen neemt toe: geen prettig vooruitzicht voor hooikoortslijders!

Een dodelijke mix Planten en dieren moeten vandaag afrekenen met een mix aan bedreigingen die voor het eerst in de geschiedenis allemaal tegelijk op hen afkomen: wereldwijde bodem-, lucht- en waterverontreiniging, versnippering van het leefgebied, populatiefragmentering en genetische verarming door ontbossing of overbevissing. De klimaatsveranderingen komen daar nog eens bovenop en versterken de moeilijkheden. Deze zware invloeden, waarin de mens veelal een rol speelt, brengt de natuur uit balans. De meeste organismen zijn eenvoudigweg niet in staat zich aan dit tempo van veranderingen aan te passen, het gaat gewoon te snel.

 

Bossen onder stress

Te veel stressfactoren die gelijktijdig optreden zorgen ervoor dat tal van soorten verzwakken. De beuken (Fagus sylvatica) van het Zoniënwoud bijvoorbeeld, beginnen reeds in de maand juni hun bladeren te laten vallen. Dit heeft een effect op de lengte van de groeiperiode van de bomen wat dan weer zijn weerslag heeft op de kwaliteit en de hoeveelheid van het hout dat geproduceerd wordt. Verzwakte bomen lopen ook een groter risico om aangetast te worden door ziekteverwekkende bacteriën en zwammen zoals Phytophtora cinnamomi, die in Frankrijk bijvoorbeeld het bestand van zomereik (Quercus robur) bedreigt. Samen leveren beuk en eik in ons land de belangrijkste hoeveelheid inheems hout. Onze bosbouwers zitten weldra met hun handen in hun haar. Zijn deze soorten, die meer dan een eeuw moeten groeien voor ze kaprijp zijn, nog steeds het meest aangewezen om aan te planten of moet men naar andere soorten uitkijken? Zoals steeds in de context van levende organismen, gaat het over een complexe problematiek waarop men geen kant en klare antwoorden kan geven omdat niet alle factoren ingeschat kunnen worden.

Trein gemist

Een natuurkalender die uit evenwicht is, kan vele gevolgen hebben. Tropische muggen die erin slagen bij ons te overleven, oprukkende termieten, veeziektes: noem maar op. In Nederland stelt men vast dat door een steeds vroegere lente de bladeren van de zomereik (Quercus robur) vroeger ontluiken. Ten opzichte van dertig jaar geleden gebeurt dit 10 dagen vroeger. De wintervlinder (Operophtera brumata) waarvan de rupsen van eikenbladeren leven, heeft zich weten aan te passen en legt zijn eitjes nu 9 dagen vroeger. Normaal dienen de rupsen als voedsel voor jonge koolmezen, maar de koolmees heeft zijn levenscyclus nog niet aangepast, want zijn biologische klok wordt niet door temperatuur maar door daglengte bepaald. De koolmees komt dus te laat en mist de trein. De rupsen zijn al lang verpopt of vlinders geworden en gaan vliegen. Het gevolg is dat de jonge koolmeesjes in hun nest verhongeren. (Waarnemingen sinds 1995, Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek).

Allergeen stuifmeel verdubbelt

Onderzoek uit Harvard leert dat alsemambrosia (Ambrosia artemisiifolia), een plant die de laatste jaren ook meer en meer bij ons opduikt, door een vroege lente 55% meer stuifmeel produceert dan onder normale omstandigheden. Dit pollen is allergeen voor heel wat hooikoortslijders en kan zelfs aanleiding geven tot eczeem en astma. In de Canadese provincie Quebec, waar men ook te kampen heeft met dit fenomeen, heeft men berekend dat deze plant de volksgezondheid en economie maar liefst 50.000.000 $ per jaar kost. Het aantal waarnemingen van alsemambrosia is in Nederland de laatste jaren spectaculair toegenomen door de klimaatsveranderingen. Maar er zijn er nog… In 1999 bloeide de hazelaar (Corylus avellana) al 25 dagen eerder dan in 1975. Je ziet bij meer en meer hooikoortsplanten dat hun pollenverspreiding vroeger begint maar ook 11 tot 30 dagen langer duurt.

De Nationale Plantentuin steekt de handen uit de mouwen

Al bijna twee eeuwen verzamelt men in de Plantentuin kostbare gegevens rond de verspreiding van inheemse planten. Met de regelmaat van een klok wordt de flora van ons grondgebied herzien qua verdwenen soorten en nieuwkomers. Nagenoeg elke vierkante kilometer van ons land werd de afgelopen eeuw meermaals onderzocht, een titanenwerk! Enkele plantenpopulaties die dreigen te verdwijnen worden meer in detail geobserveerd zoals kruipend moerasscherm (Apium repens) of beklierde huislook (Sempervivum funckii var. aqualiense). Ter herinnering, meer dan 40 % van de inheemse plantensoorten staan al op de zogenaamde rode lijst, waarop alle soorten samengebracht zijn die met verdwijning bedreigd worden. Door het in kaart brengen doorheen de tijd van soorten kan men zien of hun verspreiding af- of toeneemt: erg belangrijk om weten als men maatregelen moet treffen.

Een bron van hoop

Naast de beschermingsmaatregelen in de natuur, maakt ook de zadenbank van de Plantentuin deel uit van de oplossingen voor deze problemen. Hier bewaart men een gigantische voorraad zaden van wilde planten uit eigen land en talrijke exotische soorten. Opgeslagen in de zadenbank blijven de zaden minstens 100 jaar kiemkrachtig en blijft de genetisch diversiteit zo bewaard. Als lid van ENSCONET (European Native Seed Conservation Network) integreert de Plantentuin zich op een concrete manier in het actieve behoud van de Europese wilde natuur. Zo kon men in 2005 de in de natuur uitgestorven Ardense dravik (Bromus bromoideus) terug tot leven wekken. Op zich een hoopvolle boodschap voor de mensheid want de planeet kan perfect zonder mensen verder draaien, maar mensen kunnen niet voortbestaan zonder planten. Ze leveren ons zuurstof, voedsel, medicijnen en nog veel meer… De Plantentuin trekt zich het lot aan van deze groene bondgenoten.

Bron: Nationale Plantentuin van België