Bomen en hagen Ziekte en plagen

In dit artikel wil ik eens bilzekruid bespreken, het is een wat vreemde naam, een duistere naam, een naam die niet bepaald gunstig klinkt, je zou er wat bij kunnen denken. Maar eerst wat van de plant zelf zodat je een beeld kan vormen om welke plant het gaat. Deze plant groeit hier in Nederland en in Europa, maar zelden zal je het zien, in het wild ben ik er nog nooit één tegengekomen. Het behoort tot de nachtschade familie en nachtschade is als je het goed leest ook geen positieve naam.

Het is een eenjarige opgaand kruid en heeft door de vele klierharen kleverige, klamme stengels en bladeren. Het voelt dus al niet aangenaam aan. De bladeren zijn langwerpig, eivormig en veerspletig en ruiken onaangenaam. De geur is dusdanig dat de insecten erdoor wegblijven en zo werd dit een gunstige eigenschap om er paarden mee in te wrijven. Vuilgele klokvormige bloemen die doorgroefd zijn met donkerpaarse aderen in juli/augustus. Samengevat kan je zeggen dat het een hatelijke en kleverige stengel heeft met smerige gele bloemen die naar hondenpis stinken en op vuile plaatsen groeit. De plant zou ontstaan zijn door de slang die Eva bekoorde in het paradijs. Uit woede vanwege zijn vervloeking spuwde de slang zijn gif uit waaruit het bilzekruid met grote bloemen ontstond die als een slangenhuid zijn bezoedeld met donkerrode strepen. De droefgeestige bloemen lijken op zwartgeaderde open muilen. De plant heeft een somber kleed van dicht bijeen staande en stinkende bladeren. Bilzekruid verschijnt op eenzame en verwaarloosde plaatsen, het meest op vochtige, zandige gronden. Het is een slang onder de planten of heeft er associatie mee. De doden in de Hades (hel) zijn er mee gekroond als ze daar hopeloos verblijven naast de Styx, de rivier die de onderaardse en de stervelingen verbindt.

Naam

Dan komen we op de naam. Zijn deftige naam is Hyoscyamus niger L., L. is van Linnaeus die deze naam vastgelegd heeft, niger betekent zwart, je mag het woord eigenlijk niet gebruiken, maar vergelijk dat niger met neger dat ook zwart betekent. Het is dus het zwarte bilzekruid. Hyoscyamus is afgeleid van 2 Griekse woorden, hus is een varken, en kyamos is een boon, naar de vorm, de vrucht zou door zwijnen gegeten zijn, vandaar de Duitse naam Sawbonen en bij ons zwijnebonen en in het Engels hog’s bean.
Bilzekruid is al een oude naam, het zou stammen van een Keltische God Belenus, een de god van leven en gezondheid, maar ook van de dood. Kijk dat had ik al verwacht. Kijk je naar nog andere namen zie je dat het in het Frans ook endormie heet alsof men slaperig of slapend kruid zei en in Duits Schlafkraut of Taubenkraut. Medicinaal werd het gebruikt om er patiënten mee te verdoven. In Duits ook Teufelsaug’n, dat naar de slecht uitziende bloem en zijn giftigheid, ook Teufelswurz, een duivels kruid.

In onze taal mal-cruydt en malwillempjeskruid, in het Italiaans ook disturba omdat het de mensen verstand beroert en ontstelt, in het Latijn en Grieks Mania en Insana en ook die woorden betekenen gekte of dolheid. Het heeft nog vele andere namen en dat meestal vanwege zijn dodende, hallucinerende of medische werking. Dolkraut en Dullkraut, het maakt dol. Ook Zigeunerkraut, of Zigeunerkorn, het zou bij hun kunsten gebruikt zijn. Mogelijk is het vele voorkomen van bilzekruid hierdoor te verklaren. Zigeuners komen als rondtrekkend volk overal, het waren vaak kwakzalvers, tandenbrekers en genazen, of wilden dat, met dit kruid de landbewoners, ze strooiden het in het water om vissen te vangen, vogels kon men met de hand vangen als ze dit aten, hoenderen vallen van de balken als ze rook opvingen. Als het aan dieren te eten gegeven werd bleven ze rustig en bewogen weinig waardoor ze snel vet werden, Fettkrut en Rindswurz. Het is zoiets als het ophokken van dieren, dat werd vroeger dus al gedaan maar dan met bilzekruid.
Als heksenkruid, een hallucinerend met visionen en illusies gevuld kruid, was het bilzekruid bekend als Herba apollinaris en Pythionion. Dat naar de Pythia, de priesteres van Apollo die op de drievoet zat en orakelde in Delphi en die door een geestverwekkende stof die orakeltaal liet horen en zo heet het in Duits Prophentenkraut, Apollokruid, Apolloniakraut en Frans herbe de St. Apoline.

Gebruik

Dan het gebruik. Vanouds wordt er verhaald dat het kruid goed was tegen tandpijn, of het daartegen werkt is niet zeker, in ieder geval verdooft het de pijn in de mond. Op de te behandelen plek werd dan een spons gelegd die gedrenkt was met bilzekruid. Tegen kiespijn werden de zaden in een bak met gloeiende kolen geworpen, hierboven moest men met geopende mond gaan staan, zodat men ´de wormkes uit de kiezen kon jagen´.
Er zijn schrijvers die vermelden: ’De kwakzalvers bedriegen het volk met het zaad bij diegene die tandpijn hebben, want ze nemen een trechter die van binnen nat is gemaakt en houden die met de pijp aan de rand waaronder ze een bak met vuur zetten en strooien dan van dit zaad op het vuur, dan barsten alle zaden open en springen aan de natte trechter waaraan ze vast kleven en laten dan een soort wormen zien, wat ze het volk wijs maken dat het wormen uit de tanden zijn, en aldus worden velen door een enkele inbeelding genezen.´ Zoiets kan komen omdat het volk iets over de krachten van bilzekruid weet en dat het helpt bij tandpijn, de verdovende werking. Vervolgens komen kwakzalvers die er aan willen verdienen en een middel vinden om het volk te laten geloven dat het werkt.


 

Dat is dan nog vrij onschuldig, maar bilzekruid behoort net als doornappel, opium en mandraak tot de oude geestverruimende middelen. De werking kende men niet, wel zag men het effect ervan. Dioscorides, een oude Griekse schrijver uit het begin van de jaartelling die De Materia Medica schreef, een belangrijk medisch handboek dat wel tot 1600 gebruikt werd, betuigt dat de bladeren van bilzekruid met moes gegeten de mens krankzinnig of licht van hoofd maakt. De oude Romeinse schrijver Plinius zegt 60 na Chr. Ook dat het verstand benomen wordt door deze bladeren als men er meer dan vier tegelijk van neemt of drinkt. Rond 1600 schreef men dit ervan: Het bilzen wordt tegenwoordig onvervaard in verschillende gebreken gebruikt want de bladeren, stelen, bloemen, zaad, wortels en sap van bilzen verkoelen alle verhitting, laten slapen en verzoeten alle pijnen en weedom, maar de voor vermelde verzoeting is niet altijd goed of geschikt want die bladeren of sap van bilzen teveel of te lang of ook daar ze niet behoren op enig lid gelegd te worden laten de ingeboren hitte er van sterven en vergaan en laten dat lid zwart worden, rotten en tenslotte afvallen en zijn soms zijn ze ook de oorzaak van de dood van de mens. Van binnen het lijf is het noch erger en niet alleen de mens, maar ook de beesten. Want men noemt het Sochboone omdat allerhande bilzen die van de varkens gegeten worden die ter aarde laat vallen als of ze dood waren want het vervult de hersens van alle dieren met een stinkende vuile damp die de mensen ook schadelijk is en het verstand wordt hun daarmee benomen al of ze razend waren. Sommige worden daardoor kwelend en kwakelend en andere blij en verheugd zoals Lobel vertelt van een vrouw die nadat bij haar de tandpijn benomen was door het stoven met bilzen bijna drie dagen lang blij bleef al of ze dronken was. Het wordt ook ingenomen omdat het de mannen lustig en machtig om bijslapen maakt. Dit bilzekruid wordt ook Priapea genoemd omdat het zaad er van de ziekte van de schaamdelen, Priapismus genoemd, geneest. Men zegt dat er een bisschop was die zo’n grote pijn had vanwege de wellust aan de leden dat hij menige goede dokter om raad daartegen verzocht en hem niets helpen kon, dat hij dit kruid liet stampen en zijn manlijke leden met het sap koud maakte zodat hij daarna van bekoringen, groot of klein, geen last meer had’. Dat is wel drastisch, je wordt een soort eunuch, een ‘het’ ofwel onzijdig. Dat was vroeger veel bij de Arabieren in gebruik waar sommige rijke lieden veel vrouwen bezaten, de mannen die er dan bij waren mochten die vrouwen dan niet bevruchten en kregen zo’n of een andere behandeling.

Verder: ‘Men geeft ze niemand die geen vijand is het zaad te eten want hij bleef dood of hij viel in zo grote slaap dat het met hem mis kwam en gemakkelijk tot vergetelheid wam. Als je veel bilzekruid gebruikt is het venijnig omdat de rede veranderd wordt, het bederft de memorie en brengt kwaadheid van binnen’. Het roept de ziekte van vergetelheid op. Dit lijden heette in het Latijn lethargie. Het kon totale vergetelheid teweeg brengen. Het werd gebruikt om het lijden van gemartelde en ter dood veroordeelden te verzachten. Ook werd het gebruikt om bekentenissen van gevangenen af te dwingen.
Ook werd het wel op een heel andere manier gebruikt. De oude botanici schrijven ondeugend dan men de wortel van deze plant gebruikte om aan het hof lastige klanten kwijt te raken. Men deed wat in hun eerste gerecht waarop zij niet meer slikken konden en de dis moesten verlaten.

Historie

Bilzekruid behoort tot de oudst bekende en gebruikte gifplanten van de Indo-Germaanse volkeren. Het komt in geheel Europa en in een groot deel van Azië voor, tot China en Japan, zuidelijk tot de Himalaya en in N. Afrika. Mogelijk komt deze wijde verspreiding voor een deel door aanbouw. Al is het al een opvallende plant door zijn bloemkleur, reuk en hogere groei, zo heeft het door zijn werking de aandacht van primitieve mens op zich geladen. Het gebruik veroorzaakt hallucinaties, verdoving, zinloos praten, in grotere hoeveelheid komt er slaapdronkenheid en narcose bij. Men schijnt van deze slaapverwekkende eigenschap een praktisch gebruik in de chirurgie gemaakt te hebben en als vervanger diende in de 15de eeuw in de Duitse operatiezalen van het chloroform, hoewel het meestal weinig gebruikt werd. Bij een operatie werd de patiënt meestal vastgebonden en een paar stevige mannen hielden hem dan nog vast zodat de chirurg dan kon snijden. Zie je het voor je dat je zo naar een ziekenhuis gaat? Laten we het dan niet hebben of je nog wel wakker werd en als je wakker werd dan was je nog niet genezen, infecties en dergelijke, het was het laatste redmiddel, of je ging gewoon dood of je probeerde het als laatste kans nog eens bij een chirurg.

De zaden werden ook in bier gegeven zodat het een toxische hallucinatie kreeg en werd gebruikt in Duitse pilsener bieren als geurstof tot de Beierse zuiverheidwet dit in 1516 verbood en alleen het gebruik van hop toestond. De naam bilsen is dan ook etymologisch verbonden met de Tsjechische stad Plzeň en het pilsen bier. Een politieverordening uit 1507 te Eichstatt beveelt dat de brouwer op straf van 5 gulden geen bilzen zaden of andere de kop dol makende dingen of kruiden in het bier mocht mengen. Vroeger bevatte het bier veel minder alcohol, het werd vrijwel als een soort waterrijke pap gebruikt en smaakt dan zoet, bederft dan snel. Hop zorgt voor de bittere smaak en lange houdbaarheid, pas na het lageren en gisten komt er alcohol in. Vroeger werden er zo meer kruiden gebruikt om het langer houdbaar te houden en koppiger te maken waarvoor men dan wel giftige planten gebruikten.

Regen

Niet alleen bij de Indianen wordt er om regen gedanst. Overoud is het gebruik een met lover beklede man of meisje met water te begieten om hierdoor het hemelse water naar beneden te toveren, vallend water lokt vallend water. Dat zie je al in de Bijbel, Jacobus V: 17 en 18: ´Elias was een mens van gelijke beweging als wij en hij bad om een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op aarde in drie jaren en zes maanden. En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort. Hiermee is te vergelijken 1 Koningen XVII: 1, XVIII: 41 en 45.
De bekende Duitse verzamelaar van sprookjes en sagen, Grimm, heeft aangetoond dat Slavische en enige Aziatische christenen hem aanriepen om bij langdurige droogte regen te verkrijgen. St. Adelbert van Praag zou bij grote droogte met goed gevolg op een berg gebeden hebben. Dit is mogelijk de enigste Germaanse overlevering.

De Grieken en Romeinen baden tot Zeus of Jupiter om regen en daarom heet hij ook wel Jupiter pluvius (regen). Zo roepen de Christenen de hulp van God in door plechtige ommegangen en processies, volgens het voorschrift van Rituale Romanum waarin Psalm 147, vers 7 en 8 opgenomen is. De hervormden bidden om regen door het opzenden van gebeden of het zingen van liederen in hun kerken.
Zo werd aan de Noorse Godin Freya de sneeuwval toegeschreven evenals de storm. Maria nam later de plaats van Freya of Holda in en het werd Notre dame aux neiges, Onze Lieve vrouwe ter Sneeuw en Maria ad Nives, op de 15de augustus bidden de Brusselse kantwerksters tot Maria hun werk zo wit als sneeuw te maken. In tijden van droogte smeekte men Maria om regen.
In het begin van de 13de eeuw hadden de geestelijke alle heiligen aangeroepen om regen, maar Maria, de eigenlijke regengeefster, vergeten. Toen daarop de heiligen bij God kwamen om regen te vragen verzette Maria zich eerst. Pas, toen een hernieuwde ommegang en een plechtig Salva Regina was gezongen viel de gewenste regen neer.

Ons heidens voorgeslacht gebruikte bilzekruid. Om het tijdens een aanhoudende zomerdroogte te laten regenen nam men een bilzekruidstengel en doopte die in een bron en besproeide daarmee het door de zon gloeiende zand. Burchard, Bisschop van Worms en overleden in 1024, gebood in een verzameling decreten het volgende: ´Een maagd staande in het water moet door haar metgezellen met een afkooksel van bilzekruid besproeid worden´.

Uit de 9de eeuw stamt het gebruik, dat duidelijk van heidense oorsprong is, om regen te toveren. In een tijd van aanhoudende droogte scholen de meisjes samen en er kleedt zich 1 naakt uit en de anderen zoeken bilzekruid, herbam jusquiamum quae Teutonice belisa vocatur. Dat moest het ontklede meisje met de kleine vinger van de rechterhand erop wrijven en dan werd het aan de kleine teen van de rechtervoet gebonden. Hierna voeren enige meisjes de ontklede naar een dicht bij gelegen water en besprengen haar met water. Op die manier zou de regen gevraagd worden.

Of geheel in groen gekleed waarbij alle huizen nat gegooid wordt en een gift in geld of goederen ontvangt. Dan werd het meisje, dat als een krab achteruit terug moest gaan, weer terug gevoerd. Haar metgezellen zingen een regenlied waarvan de regels telkens eindigen op: “oj, dodo, oj, dodo le’. Het meisje is de Dodola, de watervraagster.

“Tot God bidt onze dodo, oj dodo le
Dat regen neervalle,,,,
Dat nat worden onze akkers ,,,,
Alle akkerlieden , alle spitters ,, ,,
Zelfs in huis van alle knechten ,, ,,´.

Op die manier lok je regen uit.

In 1825 was er nog het gebruik om met bilzenzaad water te vragen in een dorp bij de Rein, dit naar Montanus. Is dit naar het gebruik van bilzekruid dat in het gehoor een illusie geeft van stromend water? Het komt meer voor. Op het eiland Halmaheira, N.W. van N. Guinea werd er bij te kort regen zekere kruiden en houtsoorten onder zekere formules in water gedoopt en met de druppels die daar aan vast zaten de aarde gesprengd. Ook de regenmakers in Kamasia en de Nandi in O. Afrika bezitten een toverwortel die bij tekort tegen in water gelegd wordt en dan regen voort zou brengen.

Folklore

Bilzekruid bezit duistere krachten. Bilzekruid werd als een verdoemde plant beschouwd die toch onontbeerlijk was voor magische riten. Door heksen werd het als een tovermiddel gebruikt. Oude vrouwen, zegt de oude kruidkundige Lonicer, gebruiken dit kruid bij toverijen, ze zeggen dat wie de wortel bij zich draagt niet verwond wordt. Niet alleen mensen, zelfs voor levenloze tegenstanders kan het kruid gevaarlijk worden. Als men het met Colchicum en rode arsenicum mengt en dit mengsel in een zilveren beker doet, breekt de beker vanzelf stuk. Als een haar besprenkeld wordt met het sap zullen al de andere haren verdwijnen alsof ze gedreven worden door een onzichtbare kracht. Bilzensap is zo krachtig dat zelfs een zilveren tas, waarin men het bewaart, aan stukken springt. Dan nog een tovertoertje van wildstropers. ´Als ze bilzensap vermengen met het bloed van een jonge haas en het mengsel in zijn huid doen en het op zekere plaats leggen, zullen alle hazen van de streek daar vergaderen´.

Men kent de echte toverkruiden aan ´t volgende kenmerk. Nauwelijks geplukt beginnen ze, onder de heldere hemel, te koken en te verdampen.
Als men bilzekruid kookt en dat afkooksel aan iemand ingeeft dan zal die alles doen wat men zich bij het koken gedacht heeft, dat gelooft men in Litouwen.
De verschijnselen van vergiftigingen zijn: moeilijk slikken en spreken, duizeligheid en een reeks zintuigstoornissen die voor de beoordeling van de heksengetuigenissen van het grootste belang waren. De vergiftigde krijgt visioenen en hallucinaties, neemt kleine dieren en kleuren waar en ziet de voorwerpen dubbel. De zieke verliest het vermogen zich juist uit te drukken en geeft de dingen verkeerde namen. De patiënt begint automatische bewegingen te maken alsof hij wil vliegen, danslust en lachkrampen overvallen hem. Soms verschijnen er ook heftige geslachtelijke begeertes, voor de bevrediging waarvan de vaktaal van de heksenrechters de uitdrukking incubus en succubus heeft uitgevonden. Tenslotte volgt een op de dood gelijkende slaap, waarna de verschijnselen langzaam verdwijnen.

Heksenvervolgingen gebeurden vaak in de latere middeleeuwen. Het provinciaal concilie van Bourges (1528) beveelt de pastores of rectors van de parochiën aan hun bisschop te zeggen of zij in hun parochie tovenaars kenden die ten behoeve van hun heksenwerken bijzondere kruiden plukten. Calvijn (1509-1564) was ook zo ’n belangrijke theoloog en hervormer die vaak samen genoemd wordt met Maarten Luther. Calvijn liet ook naar Exodus 22:18: ´De tovenares zult gij niet laten leven´ te kennen geven dat dit gebod nog steeds geldig was. Hij vond het dus normaal, niet te verwonderen dat vele anderen dat ook zo voelden. Daar kan je nog veel meer van schrijven, wat we hier niet doen. We gaan terug naar het bilzekruid.
De bekentenissen van de heksen zijn zeker niet allen alleen afgeperst, maar het zijn ook vaak verhalen van mensen die in een roes verkeerden, door plantengif bedwelmd en zich licht voelden. De dingen gaan in elkaar over men ziet dingen die er niet zijn en werkelijke dingen ziet men niet.
De middeleeuwen loste het probleem van verslaafden op zonder het te weten door heksenverbrandingen. Tot de brandstapel veroordeelden kregen in Zwitser¬land een aftreksel van bilzenzaad te drinken en gingen zo lachend en zingend naar de brandstapel.

Bron: Nico Koomen