Sinds enkele maanden houdt men in de Nationale Plantentuin te Meise 2 gigantische bloempotten nauwlettend in de gaten. Daarin werden immers de knollen geplant van de reuzenaronskelk (Amorphophallus titanum). De ene knol woog 18 kg, de andere ‘slechts’ 9,7 kg en werden geschonken door de Botanische Gärten Bonn. En nu is er plots schot in de zaak. Op enkele dagen tijd is duidelijk een bloeiwijze tevoorschijn gekomen en dit tegen alle verwachtingen in. “We hadden gedacht dat de plant tegen 2010 klaar zou zijn om te bloeien. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik zag dat in plaats van het blad dat ik verwachtte, beginnende bloei te zien was”, zegt Viviane Leyman, de manager van het Plantenpaleis. Dat de planten zo onvoorspelbaar bloeien, in de natuur gemiddeld pas om de 3 jaar, maakt het nog meer spectaculair. In Meise loopt men nu wat zenuwachtig rond want men wil de bloei, die nooit eerder in België plaatsgehad heeft, van uur tot uur volgen.
Sumatra
Deze planten werden in 1878 ontdekt door de Italiaanse plantkundige Odoardo Beccari in de stomende regenwouden van Sumatra. Daarom is in de serre in Meise dan ook een hoge luchtvochtigheid vereist en een constante warmte van minstens 24°C. Hiervoor werden de potten van een extra verwarmingselement voorzien! In een groeiseizoen produceert de knol ofwel één blad van 2 tot 6 m hoog ofwel een reusachtige ‘bloem’ van 1,5 tot 3 m hoog. Plantkundig gezien gaat het om een ‘bloeiwijze’ want ze is samengesteld uit vele kleine bloempjes.
Stank voor dank
De bloeiwijze bestaat uit een gigantische rechtopstaande gelige bloeikolf – Amorphophallus titanum betekent letterlijk misvormde reuzenpenis – omgeven door een donkerrood schutblad, vergelijkbaar met een flink uit de kluiten gewassen calla. Aan de voet van de bloeikolf bevinden zich een band van kleine rozige vrouwelijke bloemen met daarboven een strook lichtgele mannelijke bloempjes. Zodra de vrouwelijke bloempjes rijp zijn voor bestuiving, begint de bloeikolf warmte en een wansmakelijke geur te verspreiden die het midden houdt tussen een kadaver, ranzige kaas en rotte vis. Daarom noemen de Indonesiërs het trouwens de ‘lijkenplant’. Hierdoor worden de bestuivers, zweetbijen, aangetrokken. Zij dalen af naar de lichtgekleurde ruimte die het schutblad rond de basis van de bloeikolf vormt en worden er gevangen. Door hun ontsnappingspogingen geven ze aan de vrouwelijke bloempjes het stuifmeel af dat ze eventueel bij zich droegen. Vele uren later zijn de mannelijke bloempjes rijp en geven hun stuifmeel af. De kamer opent zich dan langzaam zodat de bij kan ontsnappen. De bepoederde bij gaat dan op de geur af van een ander exemplaar waar het bestuivingsverhaal zich herhaalt. Omdat de planten ver van mekaar groeien en zo sporadisch bloeien, hebben ze er alle belang bij om zich over grote afstand te laten ruiken om kruisbestuiving niet te mislopen. De bevruchte vrouwelijke bloempjes groeien uit tot rode bessen die door vogels worden gegeten en zo de zaden verspreiden.
Van korte duur
De eigenlijke bloei en geur duurt slechts 3 dagen (72 uur) en wordt in Meise rond 15 augustus verwacht. In de botanische tuinen die een reuzenaronskelk bezitten trekt dit spektakel telkens weer massa’s bezoekers. Dat was al zo bij de eerste keer in Kew Gardens (London) in 1889; bij de tweede keer in 1926 moest men zelfs de Londense politie inzetten om de bezoekersstroom in goede banen te leiden. Zodra de bloem afsterft, wordt er één enkel blad gevormd ter grootte van een kleine boom. Elk jaar sterft het blad af en wordt er een nieuw gevormd. Als de knol genoeg energie heeft opgeslagen, gaat de plant een rustperiode van vier maanden in. Hierna herhaalt de bloei zich weer, maar het valt niet te voorspellen of dat volgend jaar al of pas binnen acht jaar zal zijn.