Als ik met iemand praat over mijn tuin, schaam ik me altijd een beetje. Conversatie over de planten in de tuin verloopt namelijk noodgedwongen voor een groot deel in het Latijn. Over de Nederlandse namen moet ik vaak veel te diep nadenken. Dat komt omdat ik tot ver na mijn dertigste totaal maar dan ook totaal niet geïnteresseerd was in planten. In mijn jeugd heb ik niet veel meer geleerd dan van madeliefjes en paardenbloemen, en van bosbessen en bramen.
Ook herinner ik me vaag iets van de mooie droppels die heen en weer rolden op de blaadjes van de
Oostindische kers (ja ja, de Tropaeolum) als je ze begoot met de gieter, en ik weet nog van het wonder dat er opeens krokusjes verschenen tussen de tegels van het nieuwe stuk stoep dat mijn vader gelegd had. Maar voor de rest was de tuin iets van hem en hem alleen. Als meisje hoefde ik ook het gras niet te maaien, daar draaide in voorkomende gevallen mijn broertje voor op.
Om het nog erger te maken, wist ik van veel planten behalve de Latijnse eerder de Engelse dan de Nederlandse naam. Dat hangt met elkaar samen, en wel als volgt. Toen ik eenmaal met tuinieren begon, raakte ik ook ernstig verslingerd – tot op de dag van heden – aan Gardeners World, sinds jaar en dag uitgezonden op vrijdagavond half tien op BBC2. Van dat programma (en het gelijknamige tijdschrift) heb ik aanvankelijk eigenlijk alles geleerd, meer dan uit alle boekjes. Gardeners World ondertitelt altijd alle getoonde planten: in het Latijn. Zo ging het aanleren spelenderwijs. En zo kon ik dan de volgende dag bij het tuincentrum ook vinden wat ik zocht. Daar staan de planten geordend op hun Latijnse naam.
Sarah Hart heeft over dat laatste eens een leuk stukje geschreven. Toen zíj begon met tuinieren had ze deze wet van meden en perzen in kwekerijen en tuincentra niet door. Ik weet niet meer precies wat de clue was van het verhaal. Was het dat ze zich opeens realiseerde dat al haar planten zich bevonden in de eerste helft van het alfabet, omdat ze haar winkelkar altijd al had volgeladen voor ze bij de M was? Enfin, het leidde geloof ik tot de fantasie van een tuin waarin alleen A’s, of B’s of C’s staan, en tot de vraag of dat een mooie tuin zou kunnen zijn.
Maar terug naar mijn gebruik van de Latijnse namen. Daar zijn twee rare dingen mee. Ze rollen er zo uit, ik kan ze heel goed onthouden, terwijl op alle andere gebieden des levens mijn geheugen een zeef is (en dat wordt steeds erger). En: dat goede geheugen voor Latijnse namen duurt steeds precies een zomer lang. Bij de eerste rondjes door de tuin na de winter, in het vroege voorjaar, is alles weg. Pas als alle plantjes weer zijn geaaid en geprezen voor het overleven van alle storm en kou, komen hun namen aarzelend terug. In het Latijn.
Bron: Marijke Mossink – december 1999
Bewerking Rudi Van Overloop