Groente en Fruit

Surinaamse groenten brengen verassende smaken en afwisseling in de keuken. Bekende Surinaamse groenten zijn Amsoi, Antroewa, Bitawiri, Boulanger, Dagoeblad en Klaroen. In dit artikel zal gepoogd worden in vogelvlucht iets te vertellen over over oorsprong, vorm, gebruik en teelt. Voor zover me bekend zullen naast de creoolse ook de Surinaams Hindoestaanse, Indonesische en Chinese namen vermeld worden.


Amsoi – Brassica juncea

De lichtgroene ovale bladeren van Amsoi (syn. Amsoy)met weinig bladsteel groeien in een rozetvorm en smaken enigszins bitter. Over de oorsprong van dit gewas lopen de meningen uiteen. Persoonlijk ben ik van mening dat de plant waarschijnlijk afkomstig is uit China en vandaar is verspreid door Azië en Afrika. Als ik in een Surinaams (Creools)-Nederlands woorden boek Amsoy opsla lees ik Brassissica chinensis, cultuurvorm (Brassicaceae). Men stooft of roerbakt voornamelijk de hardere grotere bladeren maar als jong blad kan men het fijnsnijden en gebruiken als tuinkers. In Suriname wordt het ook wel ingemaakt net zoals in mijn jeugd andijvie.

Men kan het gewas in de volle grond zaaien van half april tot half september. Bij zaaien onder plat glas kan men een maand eerder beginnen en een maand later eindigen. In verband met een grotere kans op het in zaad schieten van deze kortedagplant is het niet aan te bevelen te zaaien tussen half mei en eind juni. Amsoi is redelijk winterhard. Men zegt dat een kleine plant van circa 10 cm hoogte 20 graden vorst kan verdragen. Maar ik vrees, dat de smaak minder bitter wordt. Enkele synoniemen zijn mosterd en sereptamosterd.

Verder kent men naast het type met groen blad ook een type met rood blad en met een krullend gekarteld blad.

Een andere variant is de plant die Chinezen aan duiden met de naam Groen in de sneeuw (Brassica juncea var. multiceps). Dit heeft een klein hard blad Het is uitermate geschikt voor de winterteelt in de volle grond. Het kan zelfs strenge vorst verdragen, zodat het de hele winter door geoogst kan worden. Dit gewas is ook bekend onder de namen Cheerio en Serifon.

De Kaisoy (Brassica juncea) een kleinere (Amsoi) maakt in het hart een klein kropje ook de bladeren zijn lichter van kleur. Een synoniem is Chinese Amsoi.
Komatsuna (Brassica campestris) lijkt erg in smaak en vorm op Amsoi maar zijn in feite consumptieknollen. Maar ze worden geteeld om hun bladeren en bladstelen. Een Synoniem is Mosterdspinazie.

Enkele buitenlandse namen zijn Kai choi (Chinees) en Sawi china of Sawi kembang (Indonesisch).Tot slot nog enkele namen voor Amsoi in andere talen namelijk: Amsooi (Antilliaans), Mung choi (Chinees) en Eedjo (Indonesisch)

Antroewa – Solanum macrocarpum of Afrikaanse aubergine 

Antroewa is met zijn grote glanzende donkergroene bladeren en zijn witte tot licht groen of licht bruin gekleurde ronde vruchten, afkomstig uit Afrika en later terechtgekomen in Suriname. Het is een licht gekleurde vrucht waar de kelkbladeren meestal nog omheen zitten. De vrucht ter grootte van een flinke tomaat is in onrijpe toestand gebroken wit en in rijpe toestand oranjegeel of bruingeel met een gebarsten schil. Het product wordt hier in onrijpe toestand met de kelkbladen en een klein steeltje eraan ingevoerd Trouwens ook in Suriname worden ze meestal in deze toestand geoogst. Men haalt de steel en kelkbladeren eraf en snijdt hem in vier of meerdere partjes, Hierna worden de partjes met schil en al gaar gestoofd. Smaakt net zoals de boulanger (aubergine) bitter.

Ik zaai de hier gekochte zaden of de uit Suriname toegezonden zaden meestal voor op een zogenaamd warmtematje. Omstreeks april mei wordt begonnen met de opkweek in huis bij een temperatuur van 20°C. De plantjes worden enige malen in potjes verspeend.

Na ruim anderhalve maand plant men ze bijvoorbeeld in een koude kas op ruim een halve meter afstand uit. Houdt per plant ongeveer vier stengels aan.

Wanneer ik de planten in de kas zet komt het probleem van de vruchtzetting. Naast handmatige bestuiving bevorder ik de vruchtzetting met behulp van Tomatone. Hierdoor lukte het me om gemiddeld 2 á 3 vruchten per plant te krijgen. Jammer genoeg is dit groeimiddel nu uit de handel. Vroeger werd deze vloeistof gebruikt voor de vruchtzetting van kastomaten. Maar door het inzetten van insecten is dit middel steeds moeilijker verkrijgbaar.De oorzaak is verbeterde teeltmethoden bij kastomaten. Wel kan handmatig bevruchten dit gedeeltelijk vervangen.
 

Een synoniem voor gewas is Afrikaanse aubergine en enkele Indonesische namen zijn Terong pootih en Terong gayong

Bitawiri – Cestrum latifolium

De bitawiristruik met zijn kleine groene bladeren is in Suriname een geliefkoosde groente. Ook hier lopen de meningen over de herkomst uiteen. Laten we het er maar op houden dat het gewas vanuit Afrika meegenomen is naar Suriname. In Kameroen is het een nationale gerecht. Deze feiten versterken mijn idee over de oorsprong. De jonge bladeren worden eventueel ontdaan van de hardere nerf en gestoofd of geroerbakt gebruikt. Daarnaast is het ook een middel tegen buikpijn. Evenals veel Surinaamse groenten heeft het een bittere smaak.

Hoewel zaad wordt aangeboden is mij geen teelt uit zaad bekend. Wel zijn er buiten de handel om jonge planten te koop. Of dit stekken zijn of zaailingen is mij onbekend. Deze zijn echter in ons klimaat eenjarig, want ze hebben echt warmte nodig Dus een koude kas is net voldoende, maar beter is een verwarmde kas. Dit gewas is absoluut niet winterhard, Zelfs in huis komen ze nauwelijks de winter door. Door regelmatig de toppen af te knippen werkt men vertakking in de hand.

 

De naam zegt het: bita = bitter en wiri = blad, dus bitter blad.

Behalve de Creoolse naam zijn mij geen namen bekend in andere talen.

Boulanger – Solanum melongena

In plaats van Aubergine wordt de algemene Creoolse naam Boulanger gebruikt. Men ziet in Suriname veel vruchten van het Boulangertype, waartoe ook de afgebeelde Pintung long behoort. Dit gewas heeft doorgaans langgerekte paars- of groenachtige vrucht en is afkomstig uit tropisch Azië. De vrucht, waarvan het vruchtvlees zachter is dan de eivormige aubergine wordt geschild en in blokjes gesneden en daarna gestoofd, gekookt of gebakken gegeten. Men kan de vrucht ook heel laten en gevuld bereiden. Ook rauw in salade is deze bruikbaar.

Om strikt persoonlijke redenen heb ik onderscheid gemaakt tussen aubergine en boulanger. Onder de laatste versta ik de langwerpige tropische soort.( bijvoorbeeld Surinaamse paarse). De laatstgenoemde teel ik onder glas en de eerstgenoemde buiten. Beiden zaai ik in januari thuis uit.t.

Men kweekt de planten omstreeks eind april-begin mei bij een temperatuur in de kas of binnenshuis op. Door middel van een warmtematje wordt de temperatuur op 20°C gehouden. Dit laatste biedt de meeste zekerheid. Zodra de plantjes enkele blaadjes hebben verspeend men ze. Begin mei plant men ze uit in de koude kas of onder platglas. Ter bevordering van de bevruchting kan men het eerder genoemde groeimiddel Tomatone gebruiken. Let wel de zaden zijn dan wel onvruchtbaar.

Enkele synoniemen zijn Surinaamse aubergine (Nederlands) en beranger (Creools).

Tot slot enkele namen in andere talen Beregein (Antilliaans), Terong (Indonesisch), Bhata (Surinaams Hindoestaans)

Dagoeblad – Ipomea aquatica

Dagoeblad heeft een holle stengel met smalle pijlvormige bladeren en is vermoedelijk afkomstig uit de moerassige gebieden van Zuidoost Azië. Naast de watervariëteit is er ook een landvariëteit, die minder holle stengels heeft. Het blad wordt gekookt als spinazie, maar kan ook rauw gegeten worden. Het smaakt naar spinazie, maar is echter zachter en fijner van smaak.
In onze landen kan men het makkelijk uit zaad opkweken, maar voor een behoorlijke groei is een warmte van boven de 25 graden nodig. Vanaf half april tot eind juli kan men het onder plat glas ter plaatse zaaien. Of men kan het eerder in huis voorzaaien en later onder glas uitplanten. Wel heet deze groente veel water nodig. Men kan het beste op rijen zaaien en zowel tussen de rijen als de afstand in de rij ongeveer 20 centimeter aanhouden.

Als men regelmatig wil oogsten dient men de bladeren niet te laag af te snijden. Echter in Suriname wordt de plant vermeerderd door stekken .Maar ook verzameld men het daar uit diverse sloten en plassen.

 

Een synoniem voor deze plant is waterspinazie. De Indonesische naam is Kangkoong.

Klaroen – Amaranthus dubius

De oorsprong van klaroen moet gezocht worden in Zuid-Amerika (onder andere het Caribische gebied) en India. Met zijn ovale groene of roodgestreepte zachte bladeren is dit gewas erg bekend. Men gebruikt meestal het blad gekookt als spinazie, geroerbakt of in de soep. Maar men schroomt ook niet, zoals bijvoorbeeld de Chinezen om ook de stengels te gebruiken. De groente heeft een zachte spinazieachtige smaak.

In ons gebied kan dit gewas prima gezaaid worden. Het is evenals de aanverwante kattenstaart een éénjarige plant. Het fijne zaad kan eventueel vermengd met wat fijn zand vanaf half begin mei tot half augustus op rijen gezaaid worden. Het is een donkerkiemer, dus in het begin even afdekken met bijvoorbeeld een jute zak. Maar liever geen plastiek. In diverse tropische landen wordt dit gewas in het wild geplukt.

 

Enkel Nederlandstalige synoniemen zijn Surinaamse amarant, Surinaamse spinazie, Ganges amarant, Indische spinazie, Chinese spinazie, Wilde amarant en Papegaaienkruid. Daarnaast kent men een drietal variëteiten te weten.

Groene klaroen – Amaranthus dubius

Groene klaroen heeft groene bladeren en is onder andere bij de Surinaamse bevolking geliefd.Deze soort met zijn rode nerven is geliefder bij Indonesiërs dan de soort met groene bladeren. De Indonesische naam hiervoor is Bayem bang. Deze soort is klein en heeft lange ronde blaadjes. Het lukt enigszins op postelein. Mijn ervaring is dat de kleine klaroen in de volle grond gezaaid kan worden maar zich ook sterk uitzaait en zich gedraagt als ongewenste plant(onkruid). De groene soort doet dit ook, maar in geringe mate.

 

Enkele namen in andere talen zijn Calil (Antilliaans), Bayem Keyong (Indonesisch), Marsa (Hindoestaans). Een Surinaams Hindoestaanse naam is Chauraya.

Surinaamse wilde augurk – Cucumis anguria

Dit augurkje is afkomstig van een Frans zaadbedrijf. Men teelt het als normale augurkjes. Tijdens een bezoek door Surinamers aan mijn tuin keken ze vol verbazing naar de in hun thuisland ( in het wild voorkomende vrucht) die door mij geteeld werd. Het eten van de giftige (?) bessen van de zwarte nachtschade werd ons door onze ouders verboden. Maar in Suriname wordt het eten van deze wilde komkommer om dezelfde redenen verboden. (Wie lacht niet, die de mens beziet).
 

Surinaamse komkommer – Cucumus sativus

Deze dikke, soms gegroefde (Surinaamse) komkommer heeft ontzettend veel zaden. Meestal varieert de kleur van geel tot groen met lichte strepen. Ik vergelijk deze ongecultiveerde vrucht altijd met een uit zijn krachten gegroeide augurk. Ik teel hem in de kas op dezelfde manier als onze komkommer. Maar laat hem wel iets meer verwilderen. De smaak is gelijk aan de hier gebruikelijke, maar het vruchtvlees is sappiger.

 

Korilla – Cyclanthem pedresta

Het verbaasd mij dat deze wilde sopropo soort onder een Hindoestaanse naam verkocht wordt. Het schijnt in alle tropische gebieden voor te komen. In het verleden kon ik een Thaïse hiermee blij maken. Het bleek dat zij de vrucht in sambal doopte en rauw opat. Het wordt geteeld als normale Sopropo. Maar de groei is uitbundiger. Wij leggen ze in als augurken. Het smaakt wel als augurk, maar de vrucht is iets harder. De plant heeft mannelijke- (die getrost bij elkaar staan) en vrouwelijke bloemen (die apart staan).
 

Bronnen Pieter Bimmel 2005, bewerking RVO 2008