Groente en Fruit


Oculeren is een vermeerderingsmethode voor houtachtige planten. Het is een vrij eenvoudige vorm van enten. Het bestaat uit het plaatsen van een knop (oog = oculus) van de gewenste cultivar (ras) met een stukje bast in een T-snede onder de bast en tegen het cambium (delings-weefsel) van de onder- of tussenstam. Het is een methode van vegetatief(ongeslachtelijk) vermeerderen, waarbij een deel van het ras of cultuurvariëteit (cv.), zodanig wordt verenigd met een worteldragend deel, dat ze een nieuwe plant vormen.


Men oculeert hoofdzakelijk vanaf half juli tot begin (half) september. In deze periode is de cambium -activiteit het hoogste. Dit is van belang voor de vergroeiing van het oog met de onderstam. Een eerste voorwaarde is dat de schors nog goed loskomt van de onderstam, d.w.z. dat het cambium nog gezwollen en actief is. Het cambium is een deelweefsel onder de schors. Er kan alleen met succes bij droog weer worden geoculeerd

Voordelen van planten te oculeren

  • Men heeft slechts zeer weinig enthout nodig. Per scheut kunnen alle goed ontwikkelde ogen, voornamelijk uit het middengedeelte van de scheut, worden gebruikt.
  • De griffeling lukt zeer gemakkelijk. Het slagingspercentage is vaak hoger dan bij enten.
  • Het werk kan zeer vlug gedaan worden. Een goed geoefend persoon kan er 100 (tot 200) per uur zetten. Het aanbinden wordt dan door een andere persoon gedaan. Het oculeren is eenvoudiger en kan sneller uitgevoerd worden dan het enten.
  • Men heeft kleine wonden die snel toegroeien.
  • Men heeft geen entwas nodig.
  • Er wordt ´s zomers geoculeerd onder gunstige weersomstandigheden.

Nadelen van het oculeren

  • Er kan alleen worden geoculeerd bij goed weer.
  • Het oculatiehout moet de juiste rijpheid hebben.
  • De bast moet goed loslaten van de onderstam.
  • De oculaties moeten met veel zorg worden dichtgebonden.

Niet alle gewassen worden op eenzelfde tijdstip geoculeerd

Er zit een bepaalde volgorde in:

  • Rozen: juli-aug.
  • Prunus: (sier-): pruim
  • Prunus (sier-) perzik: juli (augustus)
  • Prunus: sierkers en kers: juli
  • Malus (appel, sierappel): augustus
  • Pyrus (peer): augustus
  • Kweepeer (vruchten): augustus

Voorbereiding van de onderstam

De onderstammen voor de griffeling opsleunen. (= opsnoeien d.w.z. de onderste zijtakjes wegsnoeien)
Bij onvoldoende groei van de onderstammen moet deze aangewakkerd worden door vooraf snelwerkende stikstofmeststoffen te geven. (Niet te veel N. geven !!) Indien de groeistilstand te wijten is aan droogte dan moet men water geven of op regen wachten.

Het aansnijden van de onderstam

Bij de opgesleunde onderstam maakt men op een goed bereikbare effen en propere plaats een T-vormige insnijding. Het beste komt deze insnijding langs de windzijde (westen). Later is er dan minder kans op uitwaaien van de oculatie.
Als men met verschillende personen werkt dan is het beste van allemaal de insnijding langs dezelfde kant te maken.
De insnijding komt voor laagstam fruit- en sierbomen meestal op 15 (10) tot 20 cm boven de grond. Tussenstammen moeten op 40 cm vanaf de grond worden geoculeerd. Bij struikrozen moet de insnijding op de wortelhals (wortelkraag) komen (in de grond). Men zal struikrozen hiervoor eerst afaarden. Door te oculeren op de wortelhals voorkomt men dat er later teveel grondscheuten komen. Met het spateltje aan het mes of soms met de snede van het mes, kan men vlot de schorslippen van de “T” losmaken. Men kan dan de oculatie snijden om in de “T” te schuiven.

Het snijden van de oculatie of schildgriffel

Het oculatiehout moet van rasechte, gezonde en goed groeiende moederplanten worden gesneden. Indien mogelijk, moet het hout genomen worden van virusvrije moederplanten.

Men gebruikt éénjarige (“van hetzelfde jaar”) scheuten, die goed belicht zijn door de zon. Bloemknoppen zijn ongeschikt voor oculaties. Onmiddellijk na het knippen van de oculatiescheuten, moet men de bladschijven verwijderen om de verdamping grotendeels stil te leggen. Men kan de oculatiescheuten enkele uren of enkele dagen in een natte doek bewaren. In de koelcel kan men oculeerhout enkele dagen tot enkele weken (4) bewaren bij ongeveer + 1°C.

Om de oculaties vlot te kunnen snijden moet men zorgen voor een vlijmscherp en proper mes. Sommige (handige) personen snijden eerst de oculatie en daarna de “T” in de onderstam. Voor beginnelingen is het beter van eerst de “T” te snijden in de onderstam.

Het snijden zelf

Meestal neemt men de oculatiescheut (twijg) omgekeerd vast in de linkerhand. Men snijdt dan onderaan de twijg een schorsreepje af van ongeveer 2 cm lang, voorzien van één oog (vandaar de naam schildgriffel!). Dit schorsreepje moet over de gehele lengte de cambiumlaag bloot hebben. Het mag slechts weinig of geen hout bevatten. Men bekomt dit laatste door het schildje zeer dun te snijden ofwel door het schildje iets dikker te snijden en dan het hout eruit te pellen (zgn. zwaluwstaartje). Het hout uitpellen is bij steenfruit noodzakelijk en bij pitfruit niet noodzakelijk. De ogen van het middengedeelte van het oculeerhout zijn het meeste geschikt. Het is af te raden de onderste en bovenste ogen van de twijg te gebruiken, omdat ze vaak minder afgerijpt of te droog (te hard) zijn (uitzondering voor krieken & zure kersen).

Het plaatsen en aanbinden van de oculatie

Met het mes licht men de schors van de gesneden “T” op en schuift de schildgriffel erin. Soms gebruikt men het bladsteeltje als handvat om het inschuiven te vergemakkelijken. Heeft men geen bladsteeltje dan gebruikt men het (bovenste) uiteinde van de schors om het schildje op zijn plaats te zetten. Men let erop dat het oogje steeds naar boven zit. Men bindt zodanig aan dat het oogje goed aansluit op de onderstam. Als men met flexiband werkt (grijsblauwe elastiekjes), dan wordt het oogje vrijgelaten.

Aanbindmaterialen

  • Flexiband (oculeerelastiek): een 0,6 cm brede en 16 (18) cm lange elastische (grijsblauwe) rubber, die na enkele weken uiteenvalt onder invloed van het zonlicht (U.V.-stralen).
  • O.S.V. Fleischhauer no. 4 (“okulette”): een bijna vierkante dunne elastische, witgele rubber (zgn. rozenrekker) met als afmetingen 4 cm x 2,5 cm, die over de oculatie wordt gespannen en aan de achterzijde met een “nietje” wordt vastgezet. Het aanbinden gaat zeer vlug. Deze rubber wordt ook volledig afgebroken onder invloed van het zonlicht (U.V.-stralen).
  • Ribonstrip: dit is een 1 cm brede en meestal 20 cm lange doorzichtige plastiek. De oculatieplaats wordt hiermee volledig dichtgebonden, zodat de oculatiegalmug geen kans krijgt om eieren af te zetten. Het nadeel is dat de Ribonstrip niet vanzelf verteert en daarom ongeveer 6 weken na het oculeren losgesneden moet worden.
  • Vroeger werd veel raffia gebruikt. Deze is nog te vinden in tuincentra en in winkels voor bloemschikmaterialen.

Oorzaken van mislukking bij het oculeren

  1. Onvoldoende verwantschap tussen oculatie en onderstam.
  2. Het oculeerhout was te kruidachtig of uitgedroogd.
  3. De onderstammen waren niet voldoende actief en de schors kwam moeilijk los.
  4. Onvoldoende scherp mes.
  5. Het oogje is te ondiep aangesneden. Er wordt te weinig cambium overgebracht, waardoor het vergroeien van het oog moeilijker verloopt.
  6. Het oogje is te diep aangesneden. Door het vele hout in het oog is een goede aansluiting van het cambium met de onderstam moeilijk. (steenfruit)
  7. Het oogje aan de kant van de wonde teveel aangeraakt met de vingers.
  8. De tijd tussen het snijden en het plaatsen was te lang.
  9. Het oogje is op zijn kop gezet in de onderstam.
  10. Vuil op de wonden van de cambiumlagen.
  11. De overtollige schors van het schildje niet (of onvoldoende) afgesneden na het inschuiven in de onderstam.
  12. Onvoldoende zorg bij het aanbinden.
  13. Regen gekregen tijdens het oculeren.
  14. Het oculatiehout was niet vers genoeg.

Latere zorgen

  • In sommige gebieden moet men direct na het opschonen en na het oculeren spuiten tegen de oculatiegalmug.
  • Na 2 weken kan men zien of de oculatie gelukt is. De enting is gelukt als de bladsteel bij aanraking afvalt (en geel van kleur is). Men kan dit ook controleren aan de schors van het schildje dat nog mooi groen is. Indien de oculatie mislukt is dan kan men soms nog onmiddellijk herkansen ofwel later chip-budden ofwel in het voorjaar de Engelse griffel toepassen.
  • Indien men aangebonden heeft met Ribonstrip of met raffia, dan moet men deze na 6 weken (najaar) lossnijden om ingroeien en verstikken te voorkomen.
  • Op “stomp” snoeien tussen half maart en einde maart. Een 10 tot 20 cm boven de oculatie (soms ook vlak erboven) zal men de onderstam afsnoeien. De oculatie is hierdoor verplicht tot uitlopen.
  • Aan de “stomp” binden van de oculatiescheut vanaf mei. De scheut moet minstens 15 cm lang zijn om te kunnen aanbinden. Later zet men tonkin-tokken aan de onderstammen om de oculatiescheut verder aan te binden. Hierdoor krijgen we een mooie rechte boom.
  • Struikrozen nijpt men in om ze te doen vertakken. Tijdens de maanden april-mei innijpen boven het 5 de echte blad.
  • Stompen wegsnoeien einde augustus – begin september. Men snoeit ze weg schuin tegen de uitgegroeide oculatie. Laat men de stompen staan, dan gaat de oculatie schuin groeien. De stomp moet zo volledig mogelijk weggesneden worden, zodat de wonde zo vlug mogelijk overgroeid wordt. Soms strijkt men de ontstane wonde in met een wondhelend product. De maand augustus is het meest geschikt omdat de wonde dan nog goed kan genezen.

Waarom gebruikt men onderstammen?

Sommige plantensoorten kan men stekken of vermeerderen door aanaarden. Toch zal men meestal de voorkeur geven aan oculeren of enten op een bepaalde onderstam. De onderstam is het gedeelte van de boom dat de wortel draagt.

Voordelen van het gebruik van onderstammen

  • Men heeft een resistentie tegen ziekten en virussen. (bijv. Herinplant is mogelijk zonder grondontsmetting, door een iets sterker groeiende onderstam te gebruiken)
  • Aanpassing aan de grondsoort is mogelijk (men kan ook op slechtere gronden fruit of struikrozen telen)
  • Men kan de stam vormen met de onderstam (bijv men kan de onderstam laten groeien tot op ± 1,20 m en daar het ras oculeren)
  • Men kan onderstammen kiezen met een goed wortelgestel, zodat men later geen steunpaal moet gebruiken (bijv appelonderstam MM 106)
  • Men kan verschillende rassen op 1 onderstam zetten . Dit kan interessant zijn voor liefhebbers met weinig plaats. (niet voor fruittelers)
  • Groeiregeling is mogelijk. Men kan reeds op kleine boompjes fruit krijgen.
  • Vruchtbaarheidsregeling is mogelijk. In plaats van 5 tot 10 jaar op de vruchten te wachten, kan men door zwakke onderstammen te gebruiken reeds het jaar na het planten fruit plukken (bij goede groei!).

Veel succes als je het zelf eens wilt proberen!

Bronnen Guy De Kinder 1997, bewerking RVO 2008.