Bloemen en planten

Er bestaat een omvangrijke literatuur over het viooltje, hoewel de teelt nog niet zo oud is. Met de hand gekleurde afbeeldingen van een eeuw geleden leren ons, dat men destijds bloemen in effen kleuren minder waardeerde dan wij thans doen, de bont gekleurde stonden hoger in aanzien. Dat blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit het in 1869 verschenen Les Pensées van de hand van J. Barillet, chef tuinman van de stad Parijs, waarbij Baron Rothschild als uitgever en mecenas optrad.


Toen waren er viooltjes met oranje, abrikozenkleurige, duifblauwe en leisteengrijze weerschijn. Maar deze viooltjes stonden dan ook niet zo maar op een bed in de tuin, men stelde ze ten toon in korven, schalen en vazen van faienceaardewerk.

Geschiedenis

Tot ongeveer 1810 trof men in de tuinen slechts het wilde viooltje aan. Daarna doken er verbeteringen op, die ontstonden door natuurlijke en kunstmatige kruising van verschillende violensoorten. Wetenschappelijk beoordeeld is dus de Viola tricolor geen echte oorspronkelijke soort, maar een bastaard. Terecht heten de grootbloemige viooltjes Viola. Een van de eerste kwekers van deze kinderen van het toeval was T. Thomson, tuinman bij Lord Gambier te Iver, Buckinghamshire. Hij begon in 1810 met zijn werk en verkreeg tot 1853 ongeveer 400 soorten, die echter alleen door stekken vermeerderd werden, daar ze niet zuiver uit het zaad terugkwamen. Wat is er sindsdien veel verbeterd: nu komt het viooltje wel zuiver terug en is het geschikt om in massa geteeld en gebruikt te worden, iets wat bij vermeerdering door stek ondoenlijk zou zijn.

Ook het viooltje behoort tot de bloemen die ons vertellen dat de lente komt: ze staan er echter niet voor klaar, men moet ze eerst planten. Hoe ze er uitzien, en dat er talrijke soorten van bestaan die in verschillende kleuren bloeien, is bekend.

Kort samengevat zijn er twee soorten viooltjes:

  • de vroegbloeiende

  • de laatbloeiende rassen.

Elk ras heeft zijn eigen bekoring, zij doen in schoonheid niet voor elkaar onder.

Vroegbloeiende viooltjes

De vroegbloeiende Viola tricolor ´Hiemalis´ komt dikwijls reeds in de herfst in bloei: deze wordt door de winter onderbroken, maar zodra in de lente de weersgesteldheid het toelaat, bloeien de planten verder. De bloemen zijn middelgroot en rond: ze verschijnen eerst maar spaarzaam en hebben korte stelen, later worden ze langer en bloeien ze zo rijk, dat de bloemen het blad volledig bedekken. Deze weelderige bloei duurt weliswaar niet lang – als het voorjaar droog en warm is, gaat de bloei achteruit en tegen het einde van de meimaand worden de bloemen steeds kleiner en de scheuten lang en slordig, sommige sterven zelfs af en omstreeks half juni zien de viooltjes er zo onooglijk uit, dat men ze niet meer wil zien en ze dus opruimt. Toch zijn deze vroege rassen belangrijk, omdat ze in bloei komen in een tijd waarin er geen andere bloemen zijn die zo volop bloeien. Daarom neemt men hun korte bloei wel op de koop toe. De heel vroege bloei is dan ook de reden dat deze violen gekweekt worden: daarbij probeert men natuurlijk grote bloemen te verkrijgen. Let op de zuiverheid en de glans van de kleuren en op de gedrongen harmonische vorm van de planten.

Vroege rassen zijn de ´IJsviolen´ uit de prijscouranten, die ook ´Winterviolen´ genoemd worden. Deze rassen van vroegbloeiende viooltjes zijn er al sinds 1912 en hoewel de kwekers later vele andere vroege geteeld hebben, zijn de oude rassen nog altijd zeer gewild. Men heeft ze in verschillende kleuren:

  • Nordpol – zuiver wit

  • Eiskönig – zilverwit met een donker oog

  • Helios – goudgeel

  • Wintersonne – goudgeel met een donker oog

  • Himmelskönigin – de mooiste lichtblauwe soort

  • Mars – blauw

  • Märzzauber – donkerblauw

  • Blue Boy –  zachtlila

  • Goldrand -goudgeel met kastanjebruin

Alle vroegbloeiende viooltjes zijn geschikt voor elk soort perk in de tuin, voor grote zowel als kleine: bovendien kunnen ze gebruikt worden op graven en voor smalle borders, voor de bloembak op het balkon en af en toe ziet men ze zelfs als potplant. Zo leveren ze een alleraardigste aanblik, en ze zijn niet kostbaar.

Het meest opvallend is de Viola tricolor ´Hiemalis´ zodra ze in een groot aantal bij elkaar staan en een rijk kleurenpatroon vormen. Men moet ze in één kleur planten, of tinten gebruiken die mooi bij elkaar passen, en zo maar willekeurig door elkaar: ook een stuk of wat ver uit elkaar geplant leveren een aardige aanblik. Men moet er rekening mee houden, dat de bloei snel voorbij gaat en dat men daarna voor deze bedden andere planten nodig heeft, die misschien eerst opgekweekt of besteld moeten worden.

Laatbloeiende viooltjes

Het laatbloeiende viooltje is haast een soort op zichzelf. Reeds bij het uitlopen heeft het zaad ongeveer twee weken langer nodig om te ontkiemen, de planten groeien ook wat langzamer, maar over het geheel genomen wordt het gewas weliger, het blad wordt ook een beetje groter. De bloemen verrassen met hun vele tinten, waaronder men alle kleuren van de regenboog aantreft: vaak zijn ze bont en steeds worden ze groot of zelfs heel groot.

Eénkleurige bloemen komen zelden voor: ze zijn allemaal zo markant getekend, dat ze als het ware een gezicht hebben: bij sommige soorten zijn de randen gegolfd of gekruld. De planten bloeien niet zo rijk als het ijsviooltje, maar doordat de bloemen zo groot zijn maakt het geheel toch een welige indruk. In de herfst dragen de planten zelden bloemen en in de lente komen ze soms meer dan veertien dagen later in bloei dan de Viola tricolor ´Hiemalis´: de grootste bloei begint pas als de vroege soorten reeds bijna verwelkt zijn. Staan de planten in verse grond en zijn de maanden juni en juli niet te warm, dan kan men de late soorten tot midden in de zomer in bloei hebben.

Daar de bloemen niet zo dicht op elkaar staan, komen de afzonderlijke planten beter uit. Maar door de vele tinten in elke bloem kan men ze niet in grote vakken uitplanten. Zij vormen niet zulke duidelijke kleurvlakken in de tuin. De fraaie tekening en het kleurenspel van de bloemen wordt men pas gewaar als men ze stuk voor stuk bekijkt. Deze late violen kunnen schaduw verdragen en daarom kan men ze langs de rand van een groep Rhododendrons planten wanneer daar wat kleur nodig is. Een nadeel van de grote bloemen is, dat zij gemakkelijk beschadigd worden door regen of door slecht weer – soms verbranden ze zelfs door te hete zomerwarmte.

 Natuurlijk zijn er ook van de violen vele rassen, ieder met bepaalde eigenschappen, waarover men van oordeel kan verschillen. Eén van de beroemdste rassen is de ´Roggli´ viool van de firma Roggli uit Zwitserland. Kenners schatten dit ras zeer hoog en vele vergelijkingen met andere rassen bevestigen dit oordeel. Een groot voordeel van zaaisels van de echte Roggliviolen is, dat zij zeer gelijkvormig en zuiver terugkomen. Ook de ´Zwitserse Reuzen´ vormen een bekend ras met zeer grote bloemen in originele tinten.

Zo heeft elk land zijn eigen selecties: in Nederland kent men grootbloemige rassen als ´Aalsmeer´s Reuzen´, in Engeland ´Engelmann´s Reuzen´ en de laatste jaren een nieuw ras ´Pelix mixed´ uit Amerika, waar bij de zwarte vlek in het centrum vele spitse uitlopers vertoont, zodat ze op kattesnorren lijken. Vooral voor liefhebbers hebben zulke bijzondere vormen waarde.

Tussengroep

Als tussengroep kennen we nog een aantal nieuwe rassen met oranje- of abrikooskleurige bloemen. Ze bloeien niet zo vroeg, maar ook niet laat zoals de reuzenbloemige. Helaas zijn ze niet altijd winterhard en erg gevoelig voor te veel vocht of veel sneeuw in de winter. De kleuren zijn echter iets bijzonders en daarom worden ze toch vaak gekweekt als afwisseling van het bekende sortiment.

Planttijd

Meestal koopt de liefhebber zijn violen in het voorjaar, zodra hij ze nodig heeft, als bloeiende plantjes of volop in knop. Er moet wel rekening mee worden gehouden, dat het verplanten, juist op het ogenblik dat ze weer in bloei komen, nadelig kan zijn voor de violen. Dat is ook wel te begrijpen: de planten worden door het uittrekken gestoord in hun groeien verliezen een deel van hun wortels, de verbinding met de bodem, de opname dus van water en van voedingsstoffen, wordt verbroken en de planten hebben al hun krachten nodig om zich van deze ruwe stoornis te herstellen, iets wat slechts ten koste van hun algemene ontwikkeling mogelijk is. 

Het is daarom beter, de viooltjes op droge gronden reeds in de herfst op de bedden te zetten, natuurlijk niet te laat, zodat ze nog voldoende kunnen vastwortelen. Eind september is daarvoor wel de uiterste termijn. In de winter vallen meestal wel een paar planten uit: het is daarom aan te bevelen een kleine reserve te kweken.

Zelf zaaien

Als men zelf zijn violen wil opkweken uit zaad, dan moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen: men zaait in juli in luchtige humusrijke grond, ongeveer drie gram per vierkante meter. Voorlopig wordt het zaaibed afgedekt en vochtig gehouden, na het opkomen wordt de afscherming dadelijk weggenomen: af en toe moet men dan wat gieten. Als ze te nat staan, rotten ze vlak bij de grond af en vele planten gaan dan verloren. Als men tijd en ruimte genoeg heeft, moet men ze eerst verspenen en op de bedden uitplanten zodra ze sterk genoeg zijn.

Viooltjes vragen een voedzame grond, die niet te warm en te droog is, doch wel zonnig gelegen. De grootbloemigen, die later in het seizoen bloeien, vragen ook een goede bodem, anders worden hun bloemen spoedig klein en is hun bloei te vroeg voorbij. Men plant ze uit op ongeveer 15 cm, op bedden van zeven à acht rijen, en zoekt daarvoor krachtige plantjes uit, met veel wortel en een wortelhals die niet draderig is geworden: alle zwakke exemplaren kan men wegwerpen. Reken op 300 plantjes uit 1 gram zaad.

Het zaad blijft wel 4 jaar kiemkrachtig, het kiemt vaak in het tweede jaar zelfs beter dan vers zaad: als men dus wat overhoudt hoeft men het niet weg te gooien. Spoedig na het uitplanten moet men de bovengrond losmaken, maar niet meer na half oktober, want dan hebben de plantjes soms te lijden van vroege nachtvorst.

In het vroege voorjaar moeten ze wat bijgemest worden met goed opgeloste kalksalpeter waaraan men een hoeveelheid fosfaat toevoegt. Als de violen wat geel blad vertonen, kan men ze extra stikstof of een oplossing van ijzersulfaat toedienen (alleen bij donker weer!). Ook bij viooltjes is het aan te bevelen de uitgebloeide bloemen te verwijderen als we de bloei willen verlengen.

Bron: Bloemenbureau Holland –