Tuinaanleg

Gewassen worden op vrijwel alle grondsoorten geteeld. De eigenschappen van die verschillende grondsoorten zijn mede bepalend voor het sortiment dat kan worden geteeld. Ericaceeën groeien zeer goed op veengronden, laanbomen op humeuze zand- en kleigronden en weer andere gewassen op zandgronden. Ondanks dit gegeven komen er praktijksituaties voor waarbij op grondsoorten gewassen worden geplant die eigenlijk niet op die grondsoort thuishoren.


Ongeschikte gronden aanpassen kost veel geld. De kosten van verbetering moeten worden afgewogen tegen de waarde van het ontwerp en de gebruikte plantengewassen. Probeer bij de aanleg van je tuin het sortiment aan te passen aan de grond. Let hierbij vooral op de pH (grondmonster!) Gebreksverschijnselen ontstaan als de pHKCL 6 of hoger is. Het verlagen van de pH op basische gronden is moeilijk, zelfs zeer hoge giften tuinturf hebben weinig effect. Het toedienen van ijzer-, mangaan- en magnesiummeststoffen is kostbaar en of de planten er ECHT beter van groeien is nog maar de vraag.

De zuurtegraad (pH)

Als we vakliteratuur raadplegen staan er altijd een aantal voorwaarden vermeld waaraan een grond moet voldoen: bewortelbaarheid, geen storende lagen, ontwatering enz. Helemaal aan het eind staat vaak, in een paar woorden, dat de pH (zuurgraad) een bepaalde waarde moet hebben.

Er bestaat een directe relatie met de hoeveelheid koolzure kalk in de grond en de zuurgraad of pH. Hoe hoger het kalkgehalte des te hoger is de pH. Op gronden met een pH van 7 of meer (de zogenaamde basische gronden) kan gebrek aan ijzer, mangaan en magnesium ontstaan. Daaruit blijkt dat, de zuurgraad een veel belangrijkere rol speelt bij de keuze van de te planten gewassen dan vaak wordt gesuggereerd: een onderschatting die niet terecht is.

Grondanalyze

Hierboven is kort aangegeven dat de zuurgraad (pH) van grote invloed is op de keuze van de te planten gewassen. Alhoewel het op zichzelf te allen tijde nuttig is een grondmonster te laten nemen, is het voor de keuze van het te planten sortiment noodzakelijk.
Een analyserapport geeft naast het pH-getal tevens een inzicht in de voedingstoestand voor de grond. Een eerste gewaskeuze is met dit gegeven, samen met de andere factoren, al te maken.

Wanneer de pH 7 of hoger is, dan weten we in ieder geval zeker dat er geen Ericaceeën, Magnolia en bepaalde coniferen geplant kunnen worden. Op enkele uitzonderingen na.

Op gronden met een hoge pH groeien wel goed

  • laanbomen (behalve Quercus, Betula, Sorbus, Platanus en Acer rubrum)
  • vruchtbomen, ook de siervormen
  • grove, bladverliezende heesters in het algemeen, behalve groenblijvende Prunus
  • enkele coniferen die ook bij een hoge pH geplant kunnen worden zijn o.a.:
  • Taxus baccata en cultivars
  • Pinus nigra nigra
  • Pinus mugo
  • Metasequoia glyptostroboides
  • Juniperus sabina en cultivars
  • Juniperus media ´Pfitzeriana´
  • Juniperus media ´Hetzii´
  • Juniperus communis ´Hibernica´
  • Juniperus communis ´Suecica´
  • Cupressocyparis leylandii en cultivars

Gebreksverschijnselen bij te hoge pH is ijzergebrek

Bij loofhoutgewassen is ijzergebrek te herkennen aan intensieve geelverkleuring tussen de nerven. De nerven zelf blijven groen. Deze geel verkleuring wordt chlorose genoemd. Bij zonnig weer, in de zomer, kan het gele bladmoes verbranden. Groene naald- of schubconiferen en blauwe coniferen met ijzergebrek verkleuren eerst geel in de top, later verkleuren de lagere delen geel.
Onder droge omstandigheden in de zomer kan bij coniferen necrose ontstaan aan de groeipunten en in de top.

Maatregelen:

In droge perioden kan worden beregend met water van een goede kwaliteit. IJzer en mangaan, zijn namelijk in een vochtige bodem beter opneembaar. Als er desondanks chlorose ontstaat, dan moet tijdig worden gestrooid met 5-10 gram ijzerchelaat per meter.

De meststof wordt meestal met zand gemengd om de strooibaarheid te vergemakkelijken. Na het strooien inwerken en met veel water inregenen. Als de gele kleur niet verdwijnt dan wordt nog een keer gestrooid met ijzerchelaat. Na 6 weken wordt zonodig gespoten met 2 gram mangaansulfaat per liter water, omdat na strooien van ijzerchelaat mangaangebrek wordt opgewekt. Om verbranding van het gewas te voorkomen is het gewenst om in de avond te spuiten en om aan de oplossing 0,1 % spuitkalk (100 gram per 100 liter water) toe te voegen.

Mangaangebrek

Bij loofhoutgewassen blijven de hoofd- en zijnerven van de bladeren groen. In zoverre dus identiek aan ijzergebrek. Bij mangaangebrek blijven tevens aan beide zijden van de nerven, groene bandjes ter breedte van enkele millimeters. Het overige deel tussen de nerven is groengeel en/of chlorotisch geel. Naarmate de gebreksymptomen erger zin is de groeiremming sterker. Bij coniferen met mangaangebrek is de groei losser en ijler. De groeipunten zijn veelal geel.

Maatregelen:

Wanneer mangaangebrek wordt verwacht kan voor het planten de grond worden behandeld met 2 gram mangaansulfaat per meter. De meststof kan met zand worden gemengd en gestooid. wanneer mangaangebrek wordt geconstateerd dan kan enkele keren worden gespoten met 0,2% mangaansulfaat (200 gram per 100 liter water). Om verbranding van het gewas te voorkomen is het gewenst om ´s avonds te spuiten en 0,1 % spuitkalk ( 100 gram per 100 liter water) aan de oplossing toe te voegen.

Magnesiumgebrek

Bij loofhoutgewassen ontstaan op den duur necrotische vlekken op de bladeren. Soms verwelkt het blad vanuit de bladpunt en krullen de bladranden om. De bladeren vallen veelal vroegtijdig af (middenscheuts bladval). Coniferen met magnesiumgebrek hebben gele naaldpunten onder in de plant, later worden de naalden bruin.

Maatregelen:

Bij lage magnesiumcijfers bemesten met 8 kg kieseriet of 12 kg bitterzout per 100 meter. In de zomer kan enkele keren worden gespoten met 2% magnesiumsulfaat (bitterzout) of 2 kg. magnesiumsulfaat per 100 liter water.

Sortiment en zuurgraad – een overzicht van sortimenten met de daarbij gewenste pHKCL-waarde

Loofhoutgewassen pH-KCL 4,1 – 5,0 Acer palmatum
Azalea
Berberis linearifolia
Berberis lologensis BetuIa
Caryopteris Ceanothus
Corylopsis
Daphne
Erica
Gaultheria
Hamamelis
Hebe
Kalmia
Leucothoe
Pernettya
Pieris
Prunus laurocerasus
Quercus
Rhododendron
Skimmia
Syringa
Vaccinium
Viburnum burkwoodii
Viburnum carlcephalum
Viburnum carlesii
Viburnum davidii
Viburnum rhytidophyllum
pH-KCL 4,6 – 5,5 Calluna (4.6-5)
Clethra
Corylus
Cotinus
Cytisus
Enkianthus
Erica
Escallonia
Fagus
Hibiscus
Hydrangea
Hypericum
Ilex
Jasminum
Kerria
Kolkwitzia
Laburnum
Ligustrum
Liriodendron
Lonicera
Magnolia
Mahonia
Malus
Nothofagus
Osmanthus
Philadelphus
Potentilla
Prunus ceracifera cultivars
Punus serrulata cultivars
Prunus triloba
Quercus (max. 5)
Ribes
Robinia
Salix
Sambucus
Sambucus
Sorbus
Spiraea
Stephanandra
Symphoricarpos
Syringa
Tamarix
Ulmus
Vinca
Weigela
pH-KCL 5,0 – 5,9 Gleditsia
Laburnum
Liriodendron
Malus
Philadelphus
Potentilla
Viburnum bodnantense ´Dawn´
Viburnum farrerii
Viburnum opulus
Salix
Sorbus
Symphoricarpos
Klimplanten pH-KCL 4,1 – 5,0 Campsis
Clematis
Hedera
Wisteria
pH-KCL 4,6 – 5,5 Campsis
Hedera
Hydrangea
Lonicera
Parthenocissus
Polygonum
Coniferen pH-KCL 4,1 – 5,0 Abies
Araucaria
Chamaecyparis lawsoniana
Chamaecyparis obtusa cultivars
Cryptomeria
Cupressocyparis
Juniperus virgniniana cultivars
Picea abies cultivars
Thuja
pH-KCL 4,6 – 5,5 Araucaria
Cedrus
Chamaecyparis nootkatensis
Chamaecyparis pisifera
Cryptomaria
Cupressocyparis
Juniperus media ´Blaauw´
Juniperus media ´Hetzii´
Juniperus media ´Pfitzeriana´
Juniperus sabina
Juniperus squamata
Juniperus virginiana
Metasequoia
Picea glauce ´Conica´
Picea pungens
Pinus
Taxus baccata en cultivars
Thuja
Tsuga
pH-KCL 5,0 – 5,9 Cupressocyparis (indien ph kleiner dan 6 dan Fe-gebrek)
Juniperus communis
Juniperus media ´Hetzii´
Metasequoia
Taxus baccata en cultivars
Tsuga

 

Bron: Bron Ing. A.J. van den Berg, – Consulentschap voor de Tuinbouw Aalsmeer-Utrecht – Plantenbeurs november 1985
Bewerking RVO
Foto chlorose1 http://liorzer.perso.orange.fr/image/jardinage/chlorose.jpg
Foto chlorose2 http://lejardindekanojo.free.fr/horreurs/chlorose.jpg