Tuinaanleg

Deze fluweelzachte wroeter is helemaal afgestemd op de jacht onder de grond. Hij verorberd zowel insecten, slakken als regenwormen. Door de hopen grond die hij in onze tuinen naar boven brengt, is hij de oorzaak van heel wat tandengeknars bij menige boer en tuinliefhebber. Deze informatie zal je helpen de mol in je tuin beter te begrijpen. De mol (Talpa europea) is een zoogdiertje van zo´n 15 cm lang, het 2,5 cm lange staartje ingegrepen, en 5 cm hoog. Hij heeft een spitse, zeer gespierde snuit en 2 krachtige voorpoten, die gebouwd zijn om te graven. In principe verloopt zijn ganse leven ondergronds. Hij graaft allerlei gangen en duwt de overtollige aarde naar boven, waardoor de bekende molshopen ontstaan. Mannetjes wegen ongeveer 120 gram en vrouwtjes 90 gram.

Levenswijze


Mollen bewegen zich verbazend snel onder de grond. Het zijn efficiënte graafmachines, en in reeds gemaakte gangen kan hij, als we de deskundigen mogen geloven, de snelheid van een dravend paard halen.

De mol heeft zeer kleine kraaloogjes die hij bij het graven veilig diep in z´n pels kan wegstoppen. Veel ziet hij niet, maar als hij toch eens bovenkomt zijn ze hem van nut. Zijn gehoor is zeer scherp en helpt hem tijdig te ontvluchten. Ook zijn reukzin is geweldig goed en leidt hem naar zijn prooi.


 


Zijn dagelijkse kostje bestaat uitsluitend uit vlees: in de eerste plaats regenwormen (in grasland vormen ze 90 % van zijn menu), en verder insecten, larven, slakken enz. Mollen zijn echte slokoppen : dagelijks eten ze 50 tot 100 gram prooi, dat is 18 tot 36 kg per jaar!


Al dit lekkers vindt de mol door zijn jachtgebied in allerlei richtingen een groot aantal jachtgangen te maken, die hij gemiddeld 3 keer per dag doorstapt op zoek naar buit. Alle gangen zijn rond tot plat ovaal en lopen van de ene molshoop naar de andere. De diepte is niet steeds dezelfde. Wanneer de mol niet op jacht is, zit hij in zijn woonkamer. Die zit een eind weg van zijn jachtgebied, zo´n 30 tot 60 cm onder de grond, dikwijls onder boomwortels of onder een muur. Vanuit de woonkamer vertrekken in alle richtingen vluchtgangen. De woonkamer is met het jachtgebied verbonden door een lange loopgang of verbindingsgang. Die is vrijwel recht en breder dan de jachtgangen. Er zijn geen molshopen te vinden, daar de mol de aarde gewoon opzij drukt, zodat stevige, gladde wanden ontstaan. De grond boven deze gang zakt lichtjes in en de plantengroei erboven kan verdorren. Tenslotte maakt een mol ook nog een gang naar een drinkplaats (een mol kan zwemmen). Alles bijeen zijn er per mol al gauw 130 tot 150 meter gang gegraven.


Op 1 hectare grasland kunnen gemakkelijk 25 tot 30 mollen actief zijn.


Elke mol bakent zijn territorium met geurstoffen af. In de paartijd kunnen tussen de mannetjes gevechten op leven en dood plaats vinden. In april, begin mei wordt een nest gebouwd, dat weer een eind uit de buurt van de woonkamer kan liggen. Het nest ligt onder een hoop, die gewoonlijk niet van de andere verschilt. De 3 tot 6 (gemiddeld 4) jongen die ter wereld komen, zijn in het begin blind er erg hulpbehoevend. Na een dracht van 4 -5 weken worden 2 -7 jongen geboren (meestal 4-5). De jongen wegen 3,5 gram en hebben een lengte van 35 mm. In 3 weken zijn ze tot bijna volwassen lengte gegroeid en is de vacht ontwikkeld. Vanaf juni zwermen ze echter al uit. Elke mol schermt dus zijn eigen territorium af. Een reden waarom er steeds opnieuw een mol in je tuin kan verschijnen. Een vrij gebied wordt ingepalmd door een nieuwe mol.

Milieu


Mollen houden van losse grond, en ook van permanente begroeiing, zoals dat in een bos of onder grasland het geval is. In flink bemeste en humusrijke gronden trekt het groot aantal regenwormen meer mollen aan. In de herfst en de winter graven ze zeer veel gangen om aan voldoende voedsel te geraken. Ze blijven altijd onder de grond behalve bij droogte, bij wateroverlast en wanneer de jonge mollen uitzwermen.

Hun grootste natuurlijke vijand is de droogte en verder de uil, reiger, valk, buizerd, raaf, en roofdieren zoals wezel, bunzing en vos.


NB. Heb zelfs ooit eens onze kater een mol zien opgraven en doden!


Schade


Mollen worden door de ene verheerlijkt als nuttige insectenopruimers, en door anderen bestreden als brachten ze de pest over.

Laten we de feiten op een rijtje zetten:


Mollen verorberen dus kilo´s regenwormen. Erg blij kan een biologische tuinier daar niet mee zijn. In hoeverre dat echt schade oplevert, is moeilijk te zeggen. Vreten aan plantenwortels doen ze in geen geval. Wel komen de planten door hun gewroet los te staan, en worden ze soms door de molshoop met aarde bedekt.


Positieve kanten zijn dat mollen ook heel wat insecten eten en de grond doorluchten en draineren.


In gazons en sportvelden wordt door het gangensysteem en de molshopen de grasmat ontsierd en ook deels vernietigd. Ook wordt maaien en stuk moeilijker. Op een sportplein wordt het beoefenen van de sportactiviteit flink bemoeilijkt.


Te veel mollen in een weide kan een boer werkelijk voor problemen stellen:

– de zode wordt vernield

– er komt meer grond tussen het voeder, wat vooral voor kuilvoeder erg nadelig is.


Voor de moestuinder zijn de problemen veel minder erg: grote schade komt weinig voor. Op een zaaibed, in het gazon of in een serre kan de schade echter wel dramatische gevolgen aannemen.


Preventie


Draadproducten


Wil je alle mollen tegenhouden, dan is er slechts 1 middel: rondom je grond een 60 cm diepe sleuf graven en daar een massa afgehouwen doornstruiken of vogelgaas (geen kippengaas, de gaten zijn te groot) plaatsen. Zoiets voor je hele tuin toepassen is uiteraard gekkenwerk, maar wie in een mollenrijk gebied zit, kan op die manier z´n serretje of z´n koude zaaibak beveiligen.


Voor de aanleg van een nieuw gazon kan je op 25-35 cm diepte fijnmazige draad ingraven over de gehele oppervlakte van het gazon. Het is belangrijk de juiste draadsoort te kiezen: zie o.a. bekaert.com. In de praktijk blijkt dit zeer effectief te werken.

Planten


Van een ander kaliber zijn de speciale planten die de mollen op de vlucht zouden jagen. We schrijven ´zouden´, want de resultaten met deze planten zijn vaak teleurstellend:


Keizerskroon (Fritillaria imperialis) krijgt de meeste punten. Hij is 80 tot 100 cm hoog, overblijvend en van de leliefamilie. De grote, vlezige bollen moeten vroeg in de herfst geplant worden.

 




1 Bol om de 8 meter rondom je tuin zou volstaan. Het is de geur van de bollen die de mollen op afstand houdt.

Kruisbladwolfsmelk (Euphorbia lathyris) is de meest bekende mollenplant. Het is een kruidachtige tweejarige plant, die 80 tot 150 cm hoog opschiet. Het zou de geur van de wortels zijn die niet alleen mollen, maar ook woelratten en veldmuizen op afstand houdt. Aangeraden wordt 6 tot 10 planten per are (per 100 m²) te gebruiken. Het melksap (latex) bevat petroleumachtige verbindingen. Als mollen wolfsmelkplanten loswroeten, betekent dat dat het niet de juiste soort. Opgelet, alle wolfsmelksoorten zijn giftige planten. Het sap kan irritatie aan de huid en ogen veroorzaken.




 Foto: Brother Alfred Brousseau, St. Mary´s College

Ook als mollenverdrijvende planten wordt het geslacht nieskruid (Helleborus) genoemd. Dit geslacht omvat verscheidene giftige planten zoals kerstroos (H.niger), Oosters Nieskruid, stinkend nieskruid en wrangwortel.




In tegenstelling met de vorige planten, vragen deze planten heel wat verzorging.

 


Bestrijding


Enkel als je echt grote problemen hebt met mollen is een bestrijding verantwoord. Er zijn verschillende methodes.

Elke methode vraagt echter kennis, ervaring en geduld.


  • De mollen gewoon vangen is een mogelijkheid. Maar zo ´gewoon´ gaat dat evenwel niet. Het principe is dat je met de spade in de hand op wacht gaat staan en wacht tot je een mol ziet wroeten. Je benadert dan voorzichtig en TEGEN de wind in, steekt de spade op de juiste plaats in de gang en wipt de mol eruit. Dit lijkt eenvoudig maar is het niet. Als je de loopgang (verbindingsgang van en naar z´n woning) ontdekt, weet je dat hij daar 6 maal per dag (3 heen en terug) passeert en van die kennis kan je gebruik maken om de mol te vangen.

     
  • De meest effectieve methode, maar dier onvriendelijke, schijnt die met de mollenklemmen te zijn. Die worden ofwel in de loopgang, ofwel in een jachtgang gezet. Er bestaan verschillende soorten klemmen, die elk op de juiste manier geplaatst moeten worden. Bij alle soorten is het principe dat de klem dichtklapt wanneer ze de mol aanraakt.

Meest gebruikt is de ´beugelklem´, die in de loopgang geplaatst wordt.

Daarnaast is er ook de ´podal-mollenklem´.

Het probleem is altijd: waar zal ik de klemmen zetten?


Maak daarom eerst alle molshopen weer gelijk en let dan op waar de volgende dagen nieuwe molshopen gevormd worden. Een mollenklem schijnt weinig ecologisch, maar in werkelijkheid sterft de mol praktisch onmiddellijk als hij in de klem terecht komt. Mollenklemmen zijn doeltreffend, en met een juist lokaas, raar, maar komkommer schijnt het beste te zijn.


  • Minder moorddadige methoden maken gebruik van het scherpe gehoor van de mol. Een suggestie in die richting is het plaatsen van speelgoed windmolentjes, zoals die aan het strand op forten gezet worden. Het stokje, dat in de gang geplaatst wordt, trilt mee met de wind, wat de mollen niet fijn vinden.

     
  • Iets eigenaardigs is de fles zonder bodem die omgekeerd in de gang geplaatst wordt. Het fluitend geluid zou de mol afschrikken.

     
  • Een andere suggesties is het in de grond slaan van een ijzeren paal, waarop je regelmatig moet kloppen. Aan zo´n paal kan je bovenaan ook een metalen plaatje bevestigen, dat door de wind tegen de paal wordt geslagen. Dan hoef je zelf niet meer te kloppen 🙂

     
  • Op hetzelfde principe berusten de elektrische trilapparaten die op de markt zijn voor het verdrijven van mollen en woelmuizen. Deze ultrasone mollenverjager helpt maar heeft een klein werkingsgebied en is ook niet altijd efficiënt. Meestal werken ze goed voor een korte periode. Na een tijd spreekt men van gewenning.

     
  • Door de lucht in de gangen te verpesten kan mollen wegjagen. Mollenpatronen die op de markt zijn, werken op deze wijze. De werking van deze middelen is slechts tijdelijk. De mollen komen weer als de giftige dampen zijn verdwenen.

     
  • Dagenlang na elkaar af en toe 10 minuten door middel van een waterslang water in de ingang laten lopen. Het water trekt weg zodat de mollen niet verdrinken maar alles wordt door en door nat en dat vinden mollen onaangenaam en dus zoeken ze een drogere plaats. Lente en zomer liever niet omwille van mogelijke kraamkamers waar nog zeer kleine mollen zouden verdrinken (bron Gaia).

     
  • Vossenmelk (te koop in dierenspeciaalzaken) in gangen gieten helpt ook maar niet zeer lang. Dit verspreidt de geur van vossen die natuurlijke vijand zijn van mollen. Het is belangrijk dat men dit regelmatig herhaalt (bron Gaia).


Giftige lokazen


In de gangbare land- en tuinbouw worden ook nog giftige lokazen aangewend. Ofwel gebruikt (gebruikte) men met gif geprepareerde regenwormen ofwel korrels. Beiden bevatten de giftige stoffen thalliumsulfaat,

crimidine of strychninenitraat. De lokazen worden in de verse gangen gelegd. Soms worden er met een speciale ploeg ´kunstgangen´ getrokken en het gif wordt daarin gedeponeerd.


NB: Strychine is als lokaas voor mollen in Nederland en België VERBODEN en was lange tijd, na het verbod, later nog in Frankrijk te vinden! Momenteel in deze landen ten strengste verboden. Dat is maar meer dan normaal, de kleinste dosis is al dodelijk voor de mens. Zowel het verpesten van de lucht in de gangen als het gebruik van giftige lokazen zijn weinig ecologische methodes.


Voedsel in volgorde van voorkeur van de gewone mol:


  1. wormen (ongeveer 49%)
  2. larven van insecten en volwassen insecten
  3. plantaardig materiaal, ongeveer 13% van het totale volume.
  4. eet wel maïs, rogge en haver maar eet geen bonen of erwten