Bloemen en planten

In de plantenwereld worden we geregeld geconfronteerd met virussen. De bekenste zijn bladrolvirus, mozaïkvirus en stengelbontvirus. Virussen kunnen in de grond zitten en overgedragen worden via bladluizen. Laten we eens bekijken wat virussen eigenlijk wel zijn:

Wat is een virus?

Een virus is een levend wezen, dat niet dezelfde kenmerken vertoont dan de meeste andere levende wezens. Een virus is slechts een structuur die bestaat uit een centrale molecule kernzuur waarrond zich een eiwitmantel bevindt.(zie foto)


Het heeft dezelfde structuur als die van de chromosomen in de celkern:

De vermenigvuldiging van een virus

  • Het virus kan zich niet zelfstandig ontwikkelen: het heeft daar voor de plant of het dier nodig. Daarin kan het zich (doen) vermenigvuldigen. Het virus kan in de plant terecht komen door uitwendige overdragers zoals bladluizen en aaltjes. Een andere belangrijke overdragen is de mens: bijv. bij het stekken of gewasverzorging (bladplukken bij tomaat). De overdracht gebeurt doordat het sap van een besmette plant op een gezonde plant terechtkomt. De mens als overdragen is er verantwoordelijk voor dat gewassen, die door stek vermeerderd worden, stilaan degenereren (doordat virusziekten er een sterke uitbreiding in nemen).
    Stekken van een besmette plant zijn ook besmet. Virusziekten zullen dus vooral een probleem zijn bij gewassen die gestekt worden.
     
  • Eens een virus in de plant ingedrongen ontdoet het zich van zijn eiwitmantel en daarna splitst het kernzuur. Er vormt zich een nieuwe mantel viruseiwit rond de kernstreng. Dit proces gaat ongecontroleerd verder, in tegenstelling met de deling der chromosomen die enkel gebeurt als de cel in deling is.
  • Wat zijn de gevolgen van een virusaantasting?

  • Doordat virus dezelfde structuur heeft als het erfelijk materiaal de chromosomen, doen zich, afwijkingen voor van de erfelijke kenmerken. Deze afwijkingen hebben echter zelden een gunstig effect en uiten zich meestal in kleur- en vormafwijkingen of in een verminderde opbrengst.
     
  • Naast het storen van de erfelijke kenmerken van de plant, komt er echter nog bij dat de vermeerdering van het virus een ongecontroleerd proces is. Voor de opbouw van de virusdeeltjes worden energie en grondstoffen gebruikt die anders zouden ten goede komen aan de ontwikkeling van de plant.
  • Samenvattend kunnen we zeggen dat de plant naast afwijkingen in de uitwendige kenmerken (kleur en vorm) ook min of meer sterke groeiremming en verzwakking zal vertonen.

    Literatuur: Uit “Bloei door groei” nummer 18 – Louis De Bruyn